Description
samenvatting.De centrale vraag in deze dissertatie is of de neergang van het kostwinnerschapsysteem en de toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen ook de economische positie van vrouwen verbeterd heeft. De periode 1950-1990, waarin hoogtepunt en neergang van het kostwinnerstelsel zich aftekenden, wordt onder de loep genomen. Economische positie wordt ten eerste gedefinieerd als de relatieve inkomenspositie van vrouwen in verschillende levensfasen. Data van het CBS laten zien dat deze positie gemiddeld niet verbeterde, maar dat de inkomensverschillen tussen vrouwen groter werden. Daarnaast ging het gemiddelde inkomen van vrouwen die zorgtaken hebben (gehad) en die niet (meer) beschikken over het inkomen van een mede-kostwinner relatief achteruit. Kennelijk waren de huwelijks gerelateerde inkomensbronnen die traditioneel tegenover de zorg voor afhankelijken stonden (zoals partner-pensioen, weduwenuitkeringen, alimentatie en sociale uitkeringen), gemiddeld sneller afgenomen dan zij konden compenseren door nieuwe bronnen van inkomen.Terwijl vaak wordt gesteld dat de oorzaak van het hoge armoederisico van vrouwen ligt in het traditionele kostwinnerschapsysteem, zou het wel eens nauwkeuriger kunnen zijnom te zeggen dat dit risico in de jaren tachtig juist ontstond door de snelle ontmanteling daarvan. In een hierop volgende analyse wordt naar een verklaring gezocht voor de snelle ontmanteling van sociale rechten op grond van zorg, die, gezien de reputatie van Nederland als een sterk kostwinnersland, niet vanzelfsprekend is. Economische positie wordt nu sociologisch gedefinieerd als het beschikken over sociale rechten. In historische literatuur worden mogelijke verklaringen gevonden in het hoge tempo van het individualiseringsproces, in
economische belangen en in de politieke en ideologische opposities in de Nederlandse politiek. Deze disseratie eindigt met een kritisch standpunt over het huidige emancipatiebeleid, dat het arbeidsvolume van vrouwen verder wil uitbreiden, o.a. door de laatste restanten van de “aanrechtsubsidie” uit de weg te ruimen. Betoogd wordt dat de competitieve arbeidsmarkt een slechte kostwinner is, althans voor diegenen die daarop geen winnaars zijn. Voor vrouwen (en
mannen) die voor afhankelijken zorgen of hebben gezorgd en die geen sterke positie op de arbeidsmarkt hebben biedt dit beleid extra risico’s.
Period | 18 Feb 2010 |
---|---|
Examinee | Jeanne de Bruijn |
Examination held at | |
Degree of Recognition | National |