Zeeslagen waren een populair thema binnen de Nederlandse zeventiende eeuwse schilderkunst. Militaire en maritieme autoriteiten betaalden gigantische bedragen voor grootse doeken waarmee overwinningen op Spanje en Engeland werden gevierd. Deze schilderwerken staan vooral bekend om hun spectaculaire verbeelding van brandende, ontploffende, en zinkende schepen. Het meest expliciete geweld is echter niet verwerkt in grootse fregatten en galjoenen, maar schuilt juist in de kleinere details: rondvliegende hoofden, brekende armen, het doden van drenkelingen – maritieme werken zijn wellicht wel de meest gruwelijke en bloedige schilderijen uit de zogenaamde ‘Gouden Eeuw’. Wat is de culturele achtergrond van deze gewelddadige verbeelding, en hoe gaan we vandaag de dag om met erfgoed waarin geweld centraal staat?