Abstract
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft een inspirerend rapport uitgebracht. Daarin worden belangrijke perspectieven geschetst voor de basisvorming in Nederland. Het advies bevat echter nauwelijks aanwijzingen voor de pedagogisch-didaktische vormgeving. Wel worden vergaande voorstellen gedaan die het didaktisch handelen in de kern raken. Daarbij denk ik aan het voorstel homogene stromen in te stellen bij wiskunde. In dit artikel analyseer ik het vraagstuk van homogeen versus heterogeen groeperen, vooral met het oog op wiskunde voor leerlingen van 12 tot 16 jaar. In kringen van Nederlandse vakdidactici blijken verschillende opvattingen over dit vraagstuk te bestaan. De ene groep (Van der Blij en Treffers) kiest voor de vorming van homogene stromen. De andere pleit voor het leren in kleine heterogene groepen in heterogene klassen (Freudenthal en de SLO). Uit recente onderzoekingen blijkt dat zwakke leerlingen betere resultaten behalen in heterogene groepen dan in homogene groepen. Voor goede leerlingen is het andersom. Na deze analyse presenteer ik een ontwerp voor een reeks onderling samenhangende onderwijsleersitauties: Adaptief Groepsonderwijs (AGO 12-16). Het is een poging het dilemma homogeen versus heterogeen groeperen te overwinnen in een gedifferentieerd didactisch arrangement. In AGO komen twee theoretische stromen c.q. researchtradities samen: leren in coöperatieve groepen en individueel, zelfstandig leren. Instructie en begeleiding door de leraar spelen daarbij een belangrijke rol.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 354-366 |
Number of pages | 13 |
Journal | Pedagogisch tijdschrift |
Volume | 11 |
Issue number | 6 |
Publication status | Published - 1986 |