Abstract
Deze bijdrage gaat in op de mogelijkheden en uitdagingen van collectieve handhaving door de vakbond naar aanleiding van één van de prejudiciële vragen van Gerechtshof Amsterdam aan de Hoge Raad in de Uber-zaak. Wij bespreken de mogelijkheden die art. 3 Wet AVV en art. 3:305a BW bieden voor het handhaven van het arbeidsrecht en cao-aanspraken wanneer daarvoor nodig is de aard van de arbeidsrelatie van een groep potentieel rechthebbende werkenden juridisch te kwalificeren. De conclusie is dat de procedurele waarborgen van art. 3:305a BW aanzienlijke obstakels opleveren voor de collectieve handhaving van het arbeidsrecht.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 2024/47 |
Pages (from-to) | 16-22 |
Number of pages | 7 |
Journal | Tijdschrift Recht en Arbeid |
Volume | 2024 |
Issue number | 5 |
Early online date | 24 Apr 2024 |
Publication status | Published - May 2024 |