De inschrijver als hoeder van het algemeen belang? Reactie op A.J. van Heeswijck, ‘De verplichting tot het creëren van zoveel mogelijk “maatschappelijke waarde” voor de publieke middelen

Research output: Contribution to JournalArticleAcademic

Abstract

In zijn analyse van het beperkt aantal uitspraken dat sinds de inwerkintreding van de Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012) over art. 1.4 lid 2 Aw 2012 is verschenen, concludeert Van Heeswijck dat deze bepaling ‘nog geen revolutie [heeft] veroorzaakt in de aanbestedingspraktijk’ en dat ‘de potentie van de verplichting om zoveel mogelijk maatschappelijke waarde te creëren voor de publieke middelen dus nog niet volledig [lijkt] te zijn benut’. Hij vraagt zich daarom af waarom de invloed van deze verplichting op de aanbestedingspraktijk tot dusver beperkt is. Een mogelijke oorzaak hiervan zou volgens hem de soepele maatstaf kunnen zijn die voorzieningenrechters hanteren voor het toetsen van het handelen van aanbestedende diensten aan art. 1.4 lid 2 Aw 2012 en dat - in het verlengde daarvan - rechters over het algemeen weinig zelfstandige betekenis toekennen aan deze bepaling. Auteur vraagt zich af of Van Heeswijck daarmee inderdaad de kernoorzaak van de beperkte betekenis van art. 1.4 lid 2 Aw 2012 voor de aanbestedingspraktijk blootlegt.
Original languageDutch
Article number2015/80
Pages (from-to)463-465
Number of pages3
JournalTijdschrift voor Bouwrecht
Volume2015
Issue number5
Publication statusPublished - 2015

Cite this