De preventieve toetsing van ontslagen: van carcinoom tot strijd met de vrijheid van vestiging en ondernemerschap?

Toen ik in 2011 als docent onderzoeker bij de vaksectie sociaal recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam begon aan een proefschrift over het ontslagprocesrecht, kwam ik er al snel achter dat Leonard Verburg een belangrijke speler in het veld is. Met name zijn op 7 oktober 2010 gehouden oratie ‘Het Nederlands ontslagrecht en het BBA-carcinoom’1 en het in Ars Aequi verschenen artikel ‘Het Nederlands ontslagrecht en artikel 6 EVRM’2 hebben in belangrijke mate aan de basis gestaan van de totstandkoming van mijn proefschrift.3 Het onderwerp van deze eervolle bijdrage aan dit Liber Amicorum was dan ook snel bepaald. De kritiek van Verburg op het ontslagstelsel zoals we dat kenden voor 1 juli 2015 en meer in het bijzonder de preventieve toetsing van ontslagen, dat moest het zijn. Ik voorzie in dat kader de twee hiervoor aangehaalde wetenschappelijke werken van Verburg van een reflectie, alsmede een meer recent artikel dat Verburg publiceerde in ArA ‘De vrijheden van vestiging en ondernemerschap en de preventieve toetsing van de a-grond door het UWV: is de toetsing in overeenstemming met AGET Iraklis?’.4 In deze bijdrage komt aan bod in hoeverre de standpunten van Verburg ten aanzien van het oude ontslagrecht navolging hebben gekregen door de wetgever, alsmede hoe ik aankijk tegen zijn standpunt over de huidige preventieve toetsing door het UWV van de a-grond in het licht van de vrijheid van vestiging en ondernemerschap.