Abstract
Op 17 september 2014 deed de (grote kamer van de) Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee belangwekkende uitspraken over de publieke-taakjurisprudentie met betrekking tot het bestuursorgaanbegrip. In die uitspraken geeft de Afdeling een verduidelijking van haar jurisprudentie over de vraag wanneer een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon, waaraan niet bij wettelijk voorschrift een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend, dient te worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 aanhef en onder b Awb. Beide uitspraken zijn voorafgegaan door een conclusie van staatsraad advocaat-generaal Widdershoven over de uitleg en toepassing van de publieke-taakjurisprudentie. Het doel van dit artikel is om de uitspraken van 17 september 2014 voor wetenschap en praktijk toegankelijk te maken door deze uitspraken te bespreken tegen de achtergrond van zowel de reeds bestaande publieke-taakjurisprudentie en de literatuur daarover als de conclusie van de staatsraad A-G. Nagegaan wordt op welke wijze de Afdeling haar jurisprudentie heeft verduidelijkt en hoe zich dat verhoudt tot de vraag- en kritiekpunten uit de literatuur en de suggesties die de staatsraad A-G in zijn conclusie heeft geformuleerd.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 75-95 |
Journal | Jurisprudentie bestuursrecht plus |
Volume | 2015 |
Issue number | 2 |
Publication status | Published - 2015 |