Abstract
Samenvatting belangrijkste bevindingen
Hoe beoordeel jij jouw buurt in het algemeen? – Het antwoord op die vraag, uitgedrukt in bepaald rapportcijfer, geeft vooral aan in hoeverre bewoners zich thuis voelen in de buurt. Het antwoord op de vraag of mensen het vervelend vinden om in hun buurt te wonen is eveneens een goede indicator van het rapportcijfer. Het sociale aspect (‘zich thuis voelen’) is een betere indicator van een rapportcijfer dan het fysieke aspect, zoals de beoordeling van de bebouwing en het onderhoud van de woningen.
Vergelijking tussen onderzochte buurten – Op basis van het rapportcijfer en een tevredenheidsschaal (bestaande uit 6 indicatoren) zijn de buurten met minimaal 20 respondenten onderzocht. Dit leverde een ranglijst op van de best beoordeelde buurten, gebaseerd op een analyse van de antwoorden van 5.226 respondenten uit 134 buurten. Op basis van dezelfde sample zijn ter vergelijking ook de minst beoordeelde buurten in deze steekproef gepresenteerd. Bovendien zijn de gemiddelde scores op gemeenteniveau onderzocht, op basis van een analyse van 27.492 respondenten uit 205 Nederlandse gemeenten.
Hoe iemand zijn of haar woonomgeving beoordeelt en in hoeverre iemand zich thuis voelt in de buurt wordt verklaard door diverse maatschappelijke factoren en individuele kenmerken. Dit is nader onderzocht op basis van de volledige steekproef van 26.234 respondenten uit 6.226 verschillende buurten in Nederland.
Arme en rijke buurten; stad en platteland – Respondenten die in plattelandsgebieden wonen waar de inwoners gemiddeld een hoger inkomen verdienen zijn het meest tevreden over hun buurt. Bij rijkere buurten is er echter nauwelijks een verschil te zien tussen stad en platteland. Voor rijke buurten geldt ook dat respondenten uit zeer sterk stedelijke buurten juist opvallend tevreden zijn over hun buurt, meer dan respondenten uit iets minder stedelijke buurten. Bij arme buurten maakt het voor iemands tevredenheid over de woonomgeving veel uit of je op het platteland of in een grote stad woont. In dat geval is de tevredenheid met de buurt aanzienlijk hoger in niet-stedelijke gebieden dan in de meest stedelijke buurten. De kloof tussen goede en slechte buurten is dus veel groter in de grote steden dan op het platteland.
Naast bovengenoemde twee macro-factoren (mate van stedelijkheid en gemiddeld inkomen van de buurt) heeft dit onderzoek vooral de aandacht gericht op de onderstaande vijf sociologisch thema’s. Dit betreft een analyse van micro-factoren, in die zin dat we verbanden onderzoeken op het individuele niveau.
Contact met de buren en helpen van buren. – De frequentie van het contact met buren hangt positief samen met de beoordeling van de buurt: mensen die meer tevreden zijn over hun buurt, hebben vaker contact. Bijvoorbeeld: in goede buurten helpt ongeveer 40% van de respondenten de buren soms of vaak door de huissleutel voor ze te bewaren, terwijl dit percentage in slechte buurten schommelt rond de 20%. In de best beoordeelde buurten ergert rond de 50 procent van de respondenten zich nooit aan de buren, terwijl dit percentage in de minst goede buurten rond de 20 procent ligt.
Sociale cohesie: omgang met buurtbewoners en buurtactiviteiten. – Respondenten zijn het meest positief over de prettige omgang tussen ouderen en jongeren in de buurt, daarna over de omgang tussen bewoners met een verschillende sociaal-economische status (inkomen, opleiding) en ze zijn het minst positief over de omgang tussen buurtbewoners van verschillende etnische achtergrond. Alle soorten buurtactiviteiten en -initiatieven vinden vaker plaats naarmate de buurt beter beoordeeld wordt. Bijvoorbeeld: meer dan 55 procent van de respondenten uit de beste buurten geeft aan dat er vaak of soms een buurtfeest, -borrel of -barbecue wordt georganiseerd, terwijl dit in de slechtste buurten ongeveer 26 procent is. Zelfs activiteiten die gerelateerd zijn aan onvrede (protesten, buurtpetities, e.d.) vinden juist vaker plaats in de rijkere en beter beoordeelde buurten dan in slecht beoordeelde, armere wijken.
Veranderingen en voorzieningen in de buurt. – In beter beoordeelde buurten is het aanbod en de kwaliteit van de voorzieningen (zoals basisscholen, winkels en openbaar vervoer) ook beter.
Conflicten, criminaliteit en onveiligheid. – Ongeveer 88 procent van de respondenten die hun buurt goed beoordelen voelen zich ‘s avonds nooit onveilig in de buurt, dit percentage ligt in de slechtst beoordeelde buurten op ongeveer 46 procent. Er is vooral een grote tegenstelling tussen arme en rijke buurten binnen de grotere steden –– niet zozeer tussen inwoners van de stad en het platteland. In de armere, meest stedelijke buurten geeft slechts 56 procent van de mensen aan zich zelden of nooit onveilig te voelen. In rijke stadsbuurten is dit 78 procent. Op het platteland voelt meer dan 80 procent van de respondenten zich zelden of nooit onveilig, ongeacht of het om een gaat om een rijke of arme buurt.
Eenzaamheid. – Respondenten, die negatiever zijn over hun buurt, ervaren meer eenzaamheid. Van de respondenten uit de best beoordeelde buurten voelt minder dan 4 procent zich eenzaam, terwijl dit percentage rond de 25 procent schommelt bij de respondenten die hun buurt als relatief slecht beoordelen. Het speelt een belangrijke rol of je in een welgestelde buurt woont of niet: in rijkere buurten voelen mensen zich minder eenzaam dan in armere buurten. Ook geldt: hoe stedelijker de buurt, des te meer eenzaamheid. Het percentage mensen dat zich eenzaam voelt ligt hoger in de grote steden dan op het platteland. In rijke, zeer sterk stedelijke buurten is ongeveer 7 procent van de respondenten eenzaam. Dat percentage is iets hoger dan de rijke plattelandsgebieden (5 procent). In de armere buurten liggen deze percentages beduidend hoger: rond de 15 procent (in de grote steden) en 13 procent (platteland).
Hoe beoordeel jij jouw buurt in het algemeen? – Het antwoord op die vraag, uitgedrukt in bepaald rapportcijfer, geeft vooral aan in hoeverre bewoners zich thuis voelen in de buurt. Het antwoord op de vraag of mensen het vervelend vinden om in hun buurt te wonen is eveneens een goede indicator van het rapportcijfer. Het sociale aspect (‘zich thuis voelen’) is een betere indicator van een rapportcijfer dan het fysieke aspect, zoals de beoordeling van de bebouwing en het onderhoud van de woningen.
Vergelijking tussen onderzochte buurten – Op basis van het rapportcijfer en een tevredenheidsschaal (bestaande uit 6 indicatoren) zijn de buurten met minimaal 20 respondenten onderzocht. Dit leverde een ranglijst op van de best beoordeelde buurten, gebaseerd op een analyse van de antwoorden van 5.226 respondenten uit 134 buurten. Op basis van dezelfde sample zijn ter vergelijking ook de minst beoordeelde buurten in deze steekproef gepresenteerd. Bovendien zijn de gemiddelde scores op gemeenteniveau onderzocht, op basis van een analyse van 27.492 respondenten uit 205 Nederlandse gemeenten.
Hoe iemand zijn of haar woonomgeving beoordeelt en in hoeverre iemand zich thuis voelt in de buurt wordt verklaard door diverse maatschappelijke factoren en individuele kenmerken. Dit is nader onderzocht op basis van de volledige steekproef van 26.234 respondenten uit 6.226 verschillende buurten in Nederland.
Arme en rijke buurten; stad en platteland – Respondenten die in plattelandsgebieden wonen waar de inwoners gemiddeld een hoger inkomen verdienen zijn het meest tevreden over hun buurt. Bij rijkere buurten is er echter nauwelijks een verschil te zien tussen stad en platteland. Voor rijke buurten geldt ook dat respondenten uit zeer sterk stedelijke buurten juist opvallend tevreden zijn over hun buurt, meer dan respondenten uit iets minder stedelijke buurten. Bij arme buurten maakt het voor iemands tevredenheid over de woonomgeving veel uit of je op het platteland of in een grote stad woont. In dat geval is de tevredenheid met de buurt aanzienlijk hoger in niet-stedelijke gebieden dan in de meest stedelijke buurten. De kloof tussen goede en slechte buurten is dus veel groter in de grote steden dan op het platteland.
Naast bovengenoemde twee macro-factoren (mate van stedelijkheid en gemiddeld inkomen van de buurt) heeft dit onderzoek vooral de aandacht gericht op de onderstaande vijf sociologisch thema’s. Dit betreft een analyse van micro-factoren, in die zin dat we verbanden onderzoeken op het individuele niveau.
Contact met de buren en helpen van buren. – De frequentie van het contact met buren hangt positief samen met de beoordeling van de buurt: mensen die meer tevreden zijn over hun buurt, hebben vaker contact. Bijvoorbeeld: in goede buurten helpt ongeveer 40% van de respondenten de buren soms of vaak door de huissleutel voor ze te bewaren, terwijl dit percentage in slechte buurten schommelt rond de 20%. In de best beoordeelde buurten ergert rond de 50 procent van de respondenten zich nooit aan de buren, terwijl dit percentage in de minst goede buurten rond de 20 procent ligt.
Sociale cohesie: omgang met buurtbewoners en buurtactiviteiten. – Respondenten zijn het meest positief over de prettige omgang tussen ouderen en jongeren in de buurt, daarna over de omgang tussen bewoners met een verschillende sociaal-economische status (inkomen, opleiding) en ze zijn het minst positief over de omgang tussen buurtbewoners van verschillende etnische achtergrond. Alle soorten buurtactiviteiten en -initiatieven vinden vaker plaats naarmate de buurt beter beoordeeld wordt. Bijvoorbeeld: meer dan 55 procent van de respondenten uit de beste buurten geeft aan dat er vaak of soms een buurtfeest, -borrel of -barbecue wordt georganiseerd, terwijl dit in de slechtste buurten ongeveer 26 procent is. Zelfs activiteiten die gerelateerd zijn aan onvrede (protesten, buurtpetities, e.d.) vinden juist vaker plaats in de rijkere en beter beoordeelde buurten dan in slecht beoordeelde, armere wijken.
Veranderingen en voorzieningen in de buurt. – In beter beoordeelde buurten is het aanbod en de kwaliteit van de voorzieningen (zoals basisscholen, winkels en openbaar vervoer) ook beter.
Conflicten, criminaliteit en onveiligheid. – Ongeveer 88 procent van de respondenten die hun buurt goed beoordelen voelen zich ‘s avonds nooit onveilig in de buurt, dit percentage ligt in de slechtst beoordeelde buurten op ongeveer 46 procent. Er is vooral een grote tegenstelling tussen arme en rijke buurten binnen de grotere steden –– niet zozeer tussen inwoners van de stad en het platteland. In de armere, meest stedelijke buurten geeft slechts 56 procent van de mensen aan zich zelden of nooit onveilig te voelen. In rijke stadsbuurten is dit 78 procent. Op het platteland voelt meer dan 80 procent van de respondenten zich zelden of nooit onveilig, ongeacht of het om een gaat om een rijke of arme buurt.
Eenzaamheid. – Respondenten, die negatiever zijn over hun buurt, ervaren meer eenzaamheid. Van de respondenten uit de best beoordeelde buurten voelt minder dan 4 procent zich eenzaam, terwijl dit percentage rond de 25 procent schommelt bij de respondenten die hun buurt als relatief slecht beoordelen. Het speelt een belangrijke rol of je in een welgestelde buurt woont of niet: in rijkere buurten voelen mensen zich minder eenzaam dan in armere buurten. Ook geldt: hoe stedelijker de buurt, des te meer eenzaamheid. Het percentage mensen dat zich eenzaam voelt ligt hoger in de grote steden dan op het platteland. In rijke, zeer sterk stedelijke buurten is ongeveer 7 procent van de respondenten eenzaam. Dat percentage is iets hoger dan de rijke plattelandsgebieden (5 procent). In de armere buurten liggen deze percentages beduidend hoger: rond de 15 procent (in de grote steden) en 13 procent (platteland).
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Amsterdam |
Publisher | Vrije Universiteit Amsterdam |
Number of pages | 66 |
Publication status | Published - 2021 |