Abstract
Onder geologen heb je veldwerkers, theoretici en modelleurs. De laatsten kunnen weinig beginnen zonder veldwaarnemingen: theorie en model spruiten voort uit de waarneming. Veldwerkers stellen graag dat de waarheid te vinden is in de stenen, maar theorie en model kunnen de waarheid van het veld een stuk verder helpen. Ze hebben elkaar nodig. Ikzelf ben een ‘echte’ veldgeoloog. Op uitnodiging van de Gea-redactie wil ik graag uit de doeken doen wat ik zoal in het Zweedse veld ben tegengekomen. In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd Prof. Oen ing Soen hoofd van de vakgroep Ertskunde-Petrologie-Mineralogie aan de faculteit Geologie en Geofysica van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Als ertskundige begon hij met staf, studenten en promovendi aan een onderzoeksproject in de bijna 2 miljard jaar oude Precambrische ondergrond van Bergslagen in Zuid-Centraal Zweden. Bergslagen is een oude, informele naam van een gebied dat rijk is aan ertsen, ruwweg gelegen tussen de plaatsen Falun en Gävle in het noorden en Örebro en Norrköping in het zuiden, samen net iets groter dan Nederland. De oostgrens valt samen met de uitstulping van de Zweedse kust in de Oostzee. Die uitstulping heeft een geologische oorzaak. Bergslagen is onderdeel van het immense Svecofennisch gebergte van oud-Proterozoïsche ouderdom, 1,9-1,8 miljard jaar oud . ‘Gebergte’ overigens in de geologische betekenis ervan: het is door latere erosie volledig afgevlakt, zodat het huidige aardoppervlak ons de ‘ingewanden’ van het oude gebergte laat zien. Bij veldwerk in Precambrische schilden is dat meestal het geval. Niet alleen mis je daar de fossielen om de geologische ouderdommen aan af te lezen, ook normale sedimentaire gesteenten ontbreken meestal. In plaats daarvan zijn er hun metamorfe en tektonisch gedeformeerde equivalenten, plus allerlei magmatische dieptegesteenten.
Original language | English |
---|---|
Pages (from-to) | 6-14 |
Number of pages | 9 |
Journal | Gea |
Volume | 50 |
Issue number | 1 |
Publication status | Published - Mar 2017 |