Abstract
Betoogd wordt dat de intentie van de dader bij grooming een nadrukkelijker rol zou moeten spelen dan thans het geval is. Het internet is voor jong en oud een plek waar veel tijd wordt doorgebracht. Zoals bekend beperken internetgebruikers zich niet tot goedaardige mensen, maar wordt cyberspace ook bevolkt door bedreigende, oplichtende en anderszins criminele figuren. Pedofielen kunnen dankbaar gebruik maken van het anonieme karakter van het internet door zich als meisje of jongen voor te doen, zo in contact te komen met ‘andere’ jongeren en als alles volgens plan verloopt uiteindelijk offline seksuele activiteiten met minderjarigen verrichten. Sinds 2010 is in Nederland voorbereiding van seksueel misbruik met minderjarigen (hetzij vervaardigen van kinderporno, hetzij ander fysiek seksueel misbruik) als zelfstandig delict, kortweg grooming, in art. 248e Wetboek van Strafrecht opgenomen. Deze bijdrage analyseert grooming aan de hand van de vier bestanddelen (dader, slachtoffer, voorstel, handeling).
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 56-62 |
Number of pages | 7 |
Journal | Tijdschrift voor Internetrecht |
Volume | 2015 |
Issue number | 2 |
Publication status | Published - 2015 |