Heeft ons strafrecht de ‘verminderde’ toerekeningsvatbaarheid wel nodig?

J. Bijlsma, G. Meynen

Research output: Contribution to JournalArticleAcademic

1 Downloads (Pure)

Abstract

Sinds het verschijnen van de Richtlijn psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken in 2012 is er onder gedragsdeskundigen discussie over het aantal graden van toerekeningsvatbaarheid. Traditioneel werd in Nederland een vijfpuntsschaal gehanteerd: toerekeningsvatbaar, licht verminderd, verminderd, sterk verminderd toerekeningsvatbaar, en ontoerekeningsvatbaar. De richtlijn verving deze indeling door een driepuntsschaal met slechts één middencategorie: verminderde toerekeningsvatbaarheid. Onlangs werd door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, na consultatie en debat, het aantal graden van toerekeningsvatbaarheid definitief vastgesteld op drie. Maar wat is, nog afgezien van de drie- dan wel vijfpuntsschaal, überhaupt de juridische zin van het gebruik van ‘verminderde’ toerekeningsvatbaarheid? Dit artikel analyseert en evalueert nut en noodzaak van de verminderde toerekeningsvatbaarheid binnen het Nederlandse strafrecht.

HR 12 november 1985, NJ 1986/327; HR 4 december 2007, NJ 2008/19; HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9407; Conclusie Knigge 24 januari 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BU6012;
Original languageDutch
Article number2107/262
Pages (from-to)304-310
Number of pages7
JournalNederlands Juristenblad
Volume92
Issue number5
Early online date31 Jan 2017
Publication statusPublished - 3 Feb 2017

Cite this