Abstract
Executive Summary
De Verkenningscommissie Klassieke Talen heeft op verzoek van de staatssecretaris van OCW een analyse gemaakt van de situatie van de Klassieke Talen in het vwo in het licht van reeds lang geconstateerde problemen en doet aanbevelingen tot verbetering. Zij heeft daarbij de doelstellingen van de Klassieke Talen richtinggevend laten zijn (hoofdstuk 3).
Doelstellingen van de Klassieke Talen
Over de doelstellingen van de Klassieke Talen bestaat in het veld en bij de Verkenningscommissie grote eensgezindheid. Het terrein van de Klassieke Talen is de studie van de talen Grieks en Latijn, de in die talen gestelde teksten, de cultuur van de Grieks-Romeinse oudheid en de doorwerking van die cultuur in latere perioden en onze eigen tijd. Centrale opgave van de Klassieke Talen is de reflectie op het eigene en het vreemde. Doelstellingen en eindtermen omvatten taalkennis, tekstbegrip, en reflectie op taal en tekst aan de hand van originele tekst in het Grieks en Latijn. Tevens moet de leerling blijk geven van kennis van en inzicht in de culturele context waarin die tekst thuishoort en in staat zijn relaties te leggen tussen de originele teksten en teksten uit latere perioden en tussen de problematiek van de teksten en die van onze contemporaine cultuur. Ook moet de leerling kennis hebben van de antieke (niet-tekstuele) cultuur en de traditie en receptie daarvan in West-Europa, met speciale aandacht voor de relatie met de eigen tijd (actualisatie). De Klassieke Talen bieden tenslotte een curriculum aan academische vaardigheden: nauwkeurig lezen, precieze analyse, doorzettingsvermogen.
Het is duidelijk dat deze doelstellingen zeer ambitieus zijn, wat passend is voor de vwo+ leerlingen die de doelgroep zijn. Vanzelfsprekend is bij de omzetting in de praktijk een realistische afweging van ambities en mogelijkheden noodzakelijk. Een gymnasiast is geen volleerde classicus, maar moet wel in voldoende mate en tenminste exemplarisch met alle genoemde facetten in aanraking zijn gekomen.
De Verkenningscommissie stelt vast dat deze doelstellingen niet nieuw zijn: bij herhaling zijn in de afgelopen veertig jaar ambitieuze en aantrekkelijke doelstellingen geformuleerd en door het veld omarmd, maar keer op keer werd verzuimd de volledige consequenties van die inzichten te trekken voor les- en examenpraktijk. De Verkenningscommissie heeft bij de veldraadpleging kunnen constateren dat deze (oude) doelstellingen nog steeds een breed draagvlak in het veld hebben, en dat alom de overtuiging leeft dat ‘nietsdoen geen optie is’. Gezien de voorgeschiedenis is duidelijk dat in het vervolgtraject van dit eindrapport veel aandacht zal moeten worden besteed aan het begeleiden en implementeren van de vereiste aanpassingen.
Verwevenheid van Taal en Cultuur
Een belangrijk onderdeel van de visie van de commissie is de verwevenheid van taal en cultuur. Die maakt deel uit van de doelstellingen, en wordt gesteund door het veld (hoofdstuk 3).
Probleemanalyse en Kernvragen
De problematiek waarmee de Klassieke Talen op scholen geconfronteerd worden is complex. In hoofdstuk 4 wordt een korte schets geboden van de verschillende aspecten. Kernvragen zijn:
1. Maatschappij: Welke positie kunnen de gymnasiumopleidingen en de Klassieke Talen innemen in de huidige maatschappij?
2. Scholen: Hoe kan vorm gegeven worden aan de vanzelfsprekendheid van de Klassieke Talen binnen de gymnasiumopleiding? Hoe kan een holistische visie op gymnasiale vorming gestalte krijgen?
3. Docenten: Hoe kan het lerarentekort worden aangepakt? Hoe kan de didactische en vakinhoudelijke toerusting van de docenten geoptimaliseerd worden?
4. Leerlingen: Hoe kan de vicieuze cirkel van demotivatie en kennisgebrek bij de leerlingen worden doorbroken?
5. Curriculum: Hoe moet het curriculum eruit zien, gegeven de doelstellingen van het vak?
6. Examen: Hoe kunnen examens, exameneisen en examenresultaten optimaal in overeenstemming worden gebracht met de rol en doelstellingen van het vak in de maatschappij en het vwo?
Aanleiding tot het rapport: eindexamenresultaten
Van al deze probleemvelden waren de eindexamenresultaten de directe aanleiding voor de instelling van de Verkenningscommissie. In hoofdstuk 5 worden de examenresultaten van het CE (Centraal Examen) nader geanalyseerd. De slechte resultaten van het CE blijken voor een belangrijk deel te wijten aan een bepaalde toetsvorm die in het CE gebruikt wordt om de taalvaardigheid en de omgang met niet eerder klassikaal bestudeerde originele tekst te toetsen: de zogenaamde ‘proefvertaling’. Deze toetsvorm heeft een zware symboolwaarde gekregen als ‘meesterproef’. De ‘proefvertaling’ wordt in het debat gezien als symbool voor de centrale rol van de talen Grieks en Latijn en het belang van de teksten in het onderwijs. Zij staat symbool voor het vermogen van de leerling om ‘zelfstandig’ Griekse en Latijnse teksten te kunnen verwerken. En zij staat symbool voor de klassieke ‘Bildung’ tout court. Over waarde en wenselijkheid van al deze aspecten bestaat er geen verschil van inzicht tussen de Verkenningscommissie en het veld.
De Verkenningscommissie erkent dus volmondig het belang van de centrale rol van de talen Grieks en Latijn, het belang van originele teksten in het onderwijs, het vermogen van leerlingen om ‘zelfstandig’ Griekse en Latijnse teksten te kunnen verwerken en het belang van klassieke ‘Bildung’. Maar zij betwijfelt of ‘proefvertalen’ recht doet aan deze centrale waarden. Een toets over een niet eerder klassikaal bestudeerd tekstgedeelte moet deel blijven uitmaken van het eindexamen. Maar uit een vertaling kan vaak niet worden afgelezen wat de examinator wil weten. De leerlingen moeten in staat worden geacht om (op eindexamenniveau, dus niet als volleerde classici) blijk te geven van hun inzicht in en kennis van taal, tekst, betekenis en wijdere samenhang van originele teksten die aan hen worden voorgelegd. Maar dat moet ze dan wel gevraagd worden. Daarnaast en ermee verweven zijn er ook vragen naar cultuur, receptie en actualisatie, waarmee de leerlingen eveneens kunnen laten zien wat ze kunnen: voor die vragen is op dit moment stelselmatig te weinig aandacht in onderwijspraktijk en toetsing. De Verkenningscommissie is van mening dat met het invoeren van alternatieve toetsvormen meer recht kan worden gedaan aan de onderliggende waarden dan thans het geval is.
Er is een vicieuze cirkel ontstaan waarbij de dreigende ‘proefvertaling’ in de les- en toetspraktijk beperkingen oplegt aan het werken aan andere doelen dan taalbeheersing, terwijl die lespraktijk zelf de toetsvorm lijkt te legitimeren. Die toetsvorm werkt echter toch vaak niet goed omdat hij niet precies genoeg laat vaststellen wat een leerling grammaticaal en inhoudelijk begrepen heeft. Intussen worden andere met de mond beleden doelen stilzwijgend weggelaten bij het examen. Ingrijpen op het punt van de ‘proefvertaling’ als knooppunt van de problematiek dient zich aan als de effectiefste manier om met instandhouding van de doelstelling van het vak en bewaking van het eindniveau deze vicieuze cirkel te doorbreken.
Een tweeledig plan van aanpak
In hoofdstuk 6 stelt de Verkenningscommissie vast dat niets doen geen optie is. Dit wordt zeer breed onderschreven door het veld. In hoofdstuk 7 volgt een uiteenzetting van de visie en de keuzes van de Verkenningscommissie. Op die basis formuleert de commissie een tweeledig plan. Dat kan worden samengevat in de slogans ‘De kracht van de vanzelfsprekendheid’ en ‘Een onderdompeling in taal en cultuur’.
‘De kracht van de vanzelfsprekendheid’ heeft te maken met de positie van de Klassieke Talen in de gymnasiumopleiding en met de attitude die verwacht mag worden van schoolleiding, leraren, leerlingen en ouders tegenover de gymnasiumopleiding, de Klassieke Talen en de notie van ‘Bildung’. De Klassieke Talen zijn profilerend en identiteitsbepalend voor de gymnasiumopleiding. Dit houdt in dat scholen die een dergelijke opleiding aanbieden gehouden zijn aan een ‘noblesse oblige’, niet in sociale, maar in intellectuele zin. Daarbij hoort dat zij de vakken goed faciliteren; claims waarmaken; heldere voorlichting bieden aan kinderen en ouders en duidelijk zijn over de te stellen eisen. De gymnasiumopleiding richt zich op een specifiek segment van de vwo+-markt en profileert zich met humaniora (Klassieke Talen) voor alle leerlingen die deze vorm van intellectuele uitdaging zoeken en aankunnen. Deze leerlingen krijgen een brede vorming die hen uitstekend voorbereidt op een actieve rol in onze maatschappij.
‘Een onderdompeling in taal en cultuur’ is het recept voor de inhoud van de gymnasiumopleiding: de frase doelt op een rijke invulling van de doelstellingen van de vakken met een goede mix van taal, tekst, cultuur en actualisering; het zoveel mogelijk geïntegreerd aanbieden van taal en cultuur; kwaliteitsbewaking in het hele curriculum; goede didactische toerusting en ondersteuning van de docenten; en een examen van niveau dat recht doet aan de doelstellingen.
‘De kracht van de vanzelfsprekendheid’ is het kader voor de kernvragen 1 en 2, zoals hierboven geformuleerd. ‘Een onderdompeling in taal en cultuur’ is het kader voor de kernvragen 5 en 6. Beide aspecten spelen een rol bij de beantwoording van de vragen 3 en 4.
De kracht van de vanzelfsprekendheid: invoering van een ‘gouden standaard’
Ter bevordering van de algemeen wenselijk geachte ‘kracht van de vanzelfsprekendheid’ denkt de commissie aan de introductie van een ‘gouden standaard’, die de scholen helpt hun specifieke prestaties als gymnasiumopleiding te monitoren. Die standaard kan betrekking hebben op (hoofdstuk 8):
• voorlichting;
• integratie van de Klassieke Talen in het gehele curriculum;
• aansturing, coördinatie en facilitering hiervan door de schoolleiding;
• urentabel;
• overgangsnormen;
• bijscholing en kwalificatie van het docentencorps.
Onderdompeling in taal en cultuur: een kwalitatieve en kwantitatieve versterking
Voor de inhoudelijke inrichting van het onderwijs in de Klassieke Talen pleit de commissie na overleg met het veld voor (hoofdstuk 9):
• kwalitatieve en kwantitatieve versterking van vakinhoud;
• ruimte voor de docent;
• de instelling van de vakken GTC en LTC (Griekse Taal en Cultuur; Latijnse Taal en Cultuur), waarbij de nieuwe naamgeving niet geacht moet worden te wijzen op een totaal nieuwe structuur van de vakken, maar als een opdracht mag worden gezien om ernst te maken met de reeds bestaande doelen;
• onderbrengen van KCV binnen de vakken GTC en LTC;
• doorlopende leerlijnen;
• modernisering van het taalonderwijs in de onderbouw;
• een ‘culturele minimumlijst’ voor de onderbouw;
• nadruk op tekstbegrip en tekstreflectie in de bovenbouw;
• uitbreiding van de hoeveelheid te bestuderen tekst door verstandig gebruik van tweetalige edities en vertalingen;
• geïntegreerd aanbieden van taal en cultuur waar mogelijk, maar zonder daardoor een rijk cultuuraanbod kunstmatig in te perken;
• in stand houden van de vormende aspecten van het cultuuronderwijs;
• aandacht voor receptie en actualisatie, zowel in de les- als in de examenprakijk;
• adaptatie van de inhoud van het examenprogramma met instandhouding van de gewaardeerde opzet van het CE-programma (in examenauteur en genre);
• continuering van toetsing in het CE van een niet van tevoren klassikaal bestudeerde originele tekstpassage; inrichting van een adequatere toetsvorm voor taalbeheersing en tekstbegrip in het CE dan de ‘proefvertaling’; opnemen van actualisatie en receptie;
• in het SE (schoolexamen) een toetsing van alle doelstellingen.
• ondersteuning van de docenten door het ontwikkelen van een geactualiseerd en uitgebreid nascholingprogramma, en door de ontwikkeling van nieuw didactisch materiaal.
Antwoorden
Daarmee is voor alle geformuleerde kernvragen een antwoord geformuleerd dat voortkomt uit een coherente visie en uit heldere keuzes.
1. Maatschappij: De gymnasiumopleiding richt zich op een specifiek segment van de vwo+-markt en profileert zich met humaniora (Klassieke Talen) voor alle leerlingen die deze vorm van intellectuele uitdaging zoeken en aankunnen. Deze leerlingen krijgen een brede vorming die hen uitstekend voorbereidt op een actieve rol in onze maatschappij.
2. Scholen: De Verkenningscommissie adviseert scholen om vorm te geven aan de vanzelfsprekendheid van de Klassieke Talen binnen de gymnasiumopleiding door te voldoen aan de ‘gouden standaard’.
3. Docenten: Een coherente visie op de gymnasiumopleiding en de positie van de Klassieke Talen daarbinnen zal de aantrekkelijkheid van het leraarschap vergroten. ‘Gouden standaard’ en de eisen die de vakinrichting en het gewenste nieuwe examenprogramma stellen maken het noodzakelijk dat er veel aandacht komt voor ondersteuning, kwalificatie en nascholing van docenten. Meer algemene factoren die bijdragen tot het lerarentekort onttrekken zich vanzelfsprekend aan de invloed van een Verkenningscommissie.
4. Leerlingen: Leerlingen verdienen een goed en uitdagend lesprogramma in een goede en uitdagende leeromgeving. Tegelijk dienen scholen en docenten duidelijk te zijn over wat er van de leerlingen verwacht wordt en eisen te stellen. Wie een gymnasiumopleiding wil, kiest klassiek.
5. Curriculum: Gezien de doelstellingen adviseert de Verkenningscommissie om het curriculum van de Klassieke Talen in te richten volgens de principes van de ‘Onderdompeling in Taal en Cultuur’; dat houdt een kwantitatieve en kwalitatieve versterking in. De vakken Griekse Taal en Cultuur en Latijnse Taal en Cultuur vormen het kader voor een modernisering van het examenprogramma.
6. Examens: Om examens te garanderen van hoog niveau die recht doen aan de doelstellingen van het vak adviseert de Verkenningscommissie het examenprogramma aan te passen; gezien de reacties van het veld kan de gewaardeerde opzet van het CE-programma (in examenauteur en genre) daarbij overeind blijven; op basis van de analyses in dit rapport en de reacties uit het veld adviseert de Verkenningscommissie om in het CE toetsing van een niet van tevoren klassikaal bestudeerde originele tekstpassage te continueren, maar de huidige toetsvorm te vervangen door een adequatere manier om taalbeheersing en tekstbegrip vast te stellen. Voorts adviseert de Verkenningscommissie opname van actualisatie en receptie in het CE. In het SE dienen alle doelstellingen te worden getoetst.
Het vervolg
De commissie adviseert de Staatssecretaris om in plaats van de vakken Grieks, Latijn en KCV twee nieuwe vakken in te richten: Griekse Taal en Cultuur en Latijnse Taal en Cultuur, met in de bovenbouw voor elk van beide een studielast van 760 uur. De omvang van de studielast valt te rechtvaardigen op grond van het profilerende karakter van deze vakken voor de gymnasiumopleiding, en van de integratie in deze vakken van KCV, dat als apart verplicht vak komt te vervallen.
Tevens adviseert zij de Staatssecretaris om een Vernieuwingscommissie in te stellen om voor deze vakken een nieuw examenprogramma te ontwikkelen op basis van de adviezen van de Verkenningscommissie. In de afgelopen twintig jaar zijn geregeld vergelijkbare adviezen gegeven die in theorie aansloten bij breed gedragen ideeën in het veld, maar in de praktijk vaak gebrekkig geïmplementeerd werden. Ook die adviezen hadden betrekking op de noodzaak en wenselijkheid van bredere doelstellingen dan alleen vertalen. Ze wezen verder op het belang van receptie en actualisatie en op de problematiek van de ‘proefvertaling’. Hoewel het huidige examenprogramma bij de invoering ervan in 1991 een duidelijke verbetering was, is een deel van de daarbij doorgevoerde verandering stilzwijgend teruggedraaid (receptie en actualisatie). Voorgestelde veranderingen met betrekking tot de toetsing van ongelezen tekst zijn nooit geïmplementeerd. Met het oog op deze voorgeschiedenis adviseert de Verkenningscommissie om in het vervolgtraject ditmaal speciaal aandacht te besteden aan implementatie- en verandermanagement. In de Vernieuwingscommissie dient expertise op dit terrein aanwezig te zijn. Het opstellen en bij de Staatssecretaris indienen van een agenda voor implementatie maakt deel uit van de taakstelling van de Vernieuwingscommissie.
De Verkenningscommissie Klassieke Talen heeft op verzoek van de staatssecretaris van OCW een analyse gemaakt van de situatie van de Klassieke Talen in het vwo in het licht van reeds lang geconstateerde problemen en doet aanbevelingen tot verbetering. Zij heeft daarbij de doelstellingen van de Klassieke Talen richtinggevend laten zijn (hoofdstuk 3).
Doelstellingen van de Klassieke Talen
Over de doelstellingen van de Klassieke Talen bestaat in het veld en bij de Verkenningscommissie grote eensgezindheid. Het terrein van de Klassieke Talen is de studie van de talen Grieks en Latijn, de in die talen gestelde teksten, de cultuur van de Grieks-Romeinse oudheid en de doorwerking van die cultuur in latere perioden en onze eigen tijd. Centrale opgave van de Klassieke Talen is de reflectie op het eigene en het vreemde. Doelstellingen en eindtermen omvatten taalkennis, tekstbegrip, en reflectie op taal en tekst aan de hand van originele tekst in het Grieks en Latijn. Tevens moet de leerling blijk geven van kennis van en inzicht in de culturele context waarin die tekst thuishoort en in staat zijn relaties te leggen tussen de originele teksten en teksten uit latere perioden en tussen de problematiek van de teksten en die van onze contemporaine cultuur. Ook moet de leerling kennis hebben van de antieke (niet-tekstuele) cultuur en de traditie en receptie daarvan in West-Europa, met speciale aandacht voor de relatie met de eigen tijd (actualisatie). De Klassieke Talen bieden tenslotte een curriculum aan academische vaardigheden: nauwkeurig lezen, precieze analyse, doorzettingsvermogen.
Het is duidelijk dat deze doelstellingen zeer ambitieus zijn, wat passend is voor de vwo+ leerlingen die de doelgroep zijn. Vanzelfsprekend is bij de omzetting in de praktijk een realistische afweging van ambities en mogelijkheden noodzakelijk. Een gymnasiast is geen volleerde classicus, maar moet wel in voldoende mate en tenminste exemplarisch met alle genoemde facetten in aanraking zijn gekomen.
De Verkenningscommissie stelt vast dat deze doelstellingen niet nieuw zijn: bij herhaling zijn in de afgelopen veertig jaar ambitieuze en aantrekkelijke doelstellingen geformuleerd en door het veld omarmd, maar keer op keer werd verzuimd de volledige consequenties van die inzichten te trekken voor les- en examenpraktijk. De Verkenningscommissie heeft bij de veldraadpleging kunnen constateren dat deze (oude) doelstellingen nog steeds een breed draagvlak in het veld hebben, en dat alom de overtuiging leeft dat ‘nietsdoen geen optie is’. Gezien de voorgeschiedenis is duidelijk dat in het vervolgtraject van dit eindrapport veel aandacht zal moeten worden besteed aan het begeleiden en implementeren van de vereiste aanpassingen.
Verwevenheid van Taal en Cultuur
Een belangrijk onderdeel van de visie van de commissie is de verwevenheid van taal en cultuur. Die maakt deel uit van de doelstellingen, en wordt gesteund door het veld (hoofdstuk 3).
Probleemanalyse en Kernvragen
De problematiek waarmee de Klassieke Talen op scholen geconfronteerd worden is complex. In hoofdstuk 4 wordt een korte schets geboden van de verschillende aspecten. Kernvragen zijn:
1. Maatschappij: Welke positie kunnen de gymnasiumopleidingen en de Klassieke Talen innemen in de huidige maatschappij?
2. Scholen: Hoe kan vorm gegeven worden aan de vanzelfsprekendheid van de Klassieke Talen binnen de gymnasiumopleiding? Hoe kan een holistische visie op gymnasiale vorming gestalte krijgen?
3. Docenten: Hoe kan het lerarentekort worden aangepakt? Hoe kan de didactische en vakinhoudelijke toerusting van de docenten geoptimaliseerd worden?
4. Leerlingen: Hoe kan de vicieuze cirkel van demotivatie en kennisgebrek bij de leerlingen worden doorbroken?
5. Curriculum: Hoe moet het curriculum eruit zien, gegeven de doelstellingen van het vak?
6. Examen: Hoe kunnen examens, exameneisen en examenresultaten optimaal in overeenstemming worden gebracht met de rol en doelstellingen van het vak in de maatschappij en het vwo?
Aanleiding tot het rapport: eindexamenresultaten
Van al deze probleemvelden waren de eindexamenresultaten de directe aanleiding voor de instelling van de Verkenningscommissie. In hoofdstuk 5 worden de examenresultaten van het CE (Centraal Examen) nader geanalyseerd. De slechte resultaten van het CE blijken voor een belangrijk deel te wijten aan een bepaalde toetsvorm die in het CE gebruikt wordt om de taalvaardigheid en de omgang met niet eerder klassikaal bestudeerde originele tekst te toetsen: de zogenaamde ‘proefvertaling’. Deze toetsvorm heeft een zware symboolwaarde gekregen als ‘meesterproef’. De ‘proefvertaling’ wordt in het debat gezien als symbool voor de centrale rol van de talen Grieks en Latijn en het belang van de teksten in het onderwijs. Zij staat symbool voor het vermogen van de leerling om ‘zelfstandig’ Griekse en Latijnse teksten te kunnen verwerken. En zij staat symbool voor de klassieke ‘Bildung’ tout court. Over waarde en wenselijkheid van al deze aspecten bestaat er geen verschil van inzicht tussen de Verkenningscommissie en het veld.
De Verkenningscommissie erkent dus volmondig het belang van de centrale rol van de talen Grieks en Latijn, het belang van originele teksten in het onderwijs, het vermogen van leerlingen om ‘zelfstandig’ Griekse en Latijnse teksten te kunnen verwerken en het belang van klassieke ‘Bildung’. Maar zij betwijfelt of ‘proefvertalen’ recht doet aan deze centrale waarden. Een toets over een niet eerder klassikaal bestudeerd tekstgedeelte moet deel blijven uitmaken van het eindexamen. Maar uit een vertaling kan vaak niet worden afgelezen wat de examinator wil weten. De leerlingen moeten in staat worden geacht om (op eindexamenniveau, dus niet als volleerde classici) blijk te geven van hun inzicht in en kennis van taal, tekst, betekenis en wijdere samenhang van originele teksten die aan hen worden voorgelegd. Maar dat moet ze dan wel gevraagd worden. Daarnaast en ermee verweven zijn er ook vragen naar cultuur, receptie en actualisatie, waarmee de leerlingen eveneens kunnen laten zien wat ze kunnen: voor die vragen is op dit moment stelselmatig te weinig aandacht in onderwijspraktijk en toetsing. De Verkenningscommissie is van mening dat met het invoeren van alternatieve toetsvormen meer recht kan worden gedaan aan de onderliggende waarden dan thans het geval is.
Er is een vicieuze cirkel ontstaan waarbij de dreigende ‘proefvertaling’ in de les- en toetspraktijk beperkingen oplegt aan het werken aan andere doelen dan taalbeheersing, terwijl die lespraktijk zelf de toetsvorm lijkt te legitimeren. Die toetsvorm werkt echter toch vaak niet goed omdat hij niet precies genoeg laat vaststellen wat een leerling grammaticaal en inhoudelijk begrepen heeft. Intussen worden andere met de mond beleden doelen stilzwijgend weggelaten bij het examen. Ingrijpen op het punt van de ‘proefvertaling’ als knooppunt van de problematiek dient zich aan als de effectiefste manier om met instandhouding van de doelstelling van het vak en bewaking van het eindniveau deze vicieuze cirkel te doorbreken.
Een tweeledig plan van aanpak
In hoofdstuk 6 stelt de Verkenningscommissie vast dat niets doen geen optie is. Dit wordt zeer breed onderschreven door het veld. In hoofdstuk 7 volgt een uiteenzetting van de visie en de keuzes van de Verkenningscommissie. Op die basis formuleert de commissie een tweeledig plan. Dat kan worden samengevat in de slogans ‘De kracht van de vanzelfsprekendheid’ en ‘Een onderdompeling in taal en cultuur’.
‘De kracht van de vanzelfsprekendheid’ heeft te maken met de positie van de Klassieke Talen in de gymnasiumopleiding en met de attitude die verwacht mag worden van schoolleiding, leraren, leerlingen en ouders tegenover de gymnasiumopleiding, de Klassieke Talen en de notie van ‘Bildung’. De Klassieke Talen zijn profilerend en identiteitsbepalend voor de gymnasiumopleiding. Dit houdt in dat scholen die een dergelijke opleiding aanbieden gehouden zijn aan een ‘noblesse oblige’, niet in sociale, maar in intellectuele zin. Daarbij hoort dat zij de vakken goed faciliteren; claims waarmaken; heldere voorlichting bieden aan kinderen en ouders en duidelijk zijn over de te stellen eisen. De gymnasiumopleiding richt zich op een specifiek segment van de vwo+-markt en profileert zich met humaniora (Klassieke Talen) voor alle leerlingen die deze vorm van intellectuele uitdaging zoeken en aankunnen. Deze leerlingen krijgen een brede vorming die hen uitstekend voorbereidt op een actieve rol in onze maatschappij.
‘Een onderdompeling in taal en cultuur’ is het recept voor de inhoud van de gymnasiumopleiding: de frase doelt op een rijke invulling van de doelstellingen van de vakken met een goede mix van taal, tekst, cultuur en actualisering; het zoveel mogelijk geïntegreerd aanbieden van taal en cultuur; kwaliteitsbewaking in het hele curriculum; goede didactische toerusting en ondersteuning van de docenten; en een examen van niveau dat recht doet aan de doelstellingen.
‘De kracht van de vanzelfsprekendheid’ is het kader voor de kernvragen 1 en 2, zoals hierboven geformuleerd. ‘Een onderdompeling in taal en cultuur’ is het kader voor de kernvragen 5 en 6. Beide aspecten spelen een rol bij de beantwoording van de vragen 3 en 4.
De kracht van de vanzelfsprekendheid: invoering van een ‘gouden standaard’
Ter bevordering van de algemeen wenselijk geachte ‘kracht van de vanzelfsprekendheid’ denkt de commissie aan de introductie van een ‘gouden standaard’, die de scholen helpt hun specifieke prestaties als gymnasiumopleiding te monitoren. Die standaard kan betrekking hebben op (hoofdstuk 8):
• voorlichting;
• integratie van de Klassieke Talen in het gehele curriculum;
• aansturing, coördinatie en facilitering hiervan door de schoolleiding;
• urentabel;
• overgangsnormen;
• bijscholing en kwalificatie van het docentencorps.
Onderdompeling in taal en cultuur: een kwalitatieve en kwantitatieve versterking
Voor de inhoudelijke inrichting van het onderwijs in de Klassieke Talen pleit de commissie na overleg met het veld voor (hoofdstuk 9):
• kwalitatieve en kwantitatieve versterking van vakinhoud;
• ruimte voor de docent;
• de instelling van de vakken GTC en LTC (Griekse Taal en Cultuur; Latijnse Taal en Cultuur), waarbij de nieuwe naamgeving niet geacht moet worden te wijzen op een totaal nieuwe structuur van de vakken, maar als een opdracht mag worden gezien om ernst te maken met de reeds bestaande doelen;
• onderbrengen van KCV binnen de vakken GTC en LTC;
• doorlopende leerlijnen;
• modernisering van het taalonderwijs in de onderbouw;
• een ‘culturele minimumlijst’ voor de onderbouw;
• nadruk op tekstbegrip en tekstreflectie in de bovenbouw;
• uitbreiding van de hoeveelheid te bestuderen tekst door verstandig gebruik van tweetalige edities en vertalingen;
• geïntegreerd aanbieden van taal en cultuur waar mogelijk, maar zonder daardoor een rijk cultuuraanbod kunstmatig in te perken;
• in stand houden van de vormende aspecten van het cultuuronderwijs;
• aandacht voor receptie en actualisatie, zowel in de les- als in de examenprakijk;
• adaptatie van de inhoud van het examenprogramma met instandhouding van de gewaardeerde opzet van het CE-programma (in examenauteur en genre);
• continuering van toetsing in het CE van een niet van tevoren klassikaal bestudeerde originele tekstpassage; inrichting van een adequatere toetsvorm voor taalbeheersing en tekstbegrip in het CE dan de ‘proefvertaling’; opnemen van actualisatie en receptie;
• in het SE (schoolexamen) een toetsing van alle doelstellingen.
• ondersteuning van de docenten door het ontwikkelen van een geactualiseerd en uitgebreid nascholingprogramma, en door de ontwikkeling van nieuw didactisch materiaal.
Antwoorden
Daarmee is voor alle geformuleerde kernvragen een antwoord geformuleerd dat voortkomt uit een coherente visie en uit heldere keuzes.
1. Maatschappij: De gymnasiumopleiding richt zich op een specifiek segment van de vwo+-markt en profileert zich met humaniora (Klassieke Talen) voor alle leerlingen die deze vorm van intellectuele uitdaging zoeken en aankunnen. Deze leerlingen krijgen een brede vorming die hen uitstekend voorbereidt op een actieve rol in onze maatschappij.
2. Scholen: De Verkenningscommissie adviseert scholen om vorm te geven aan de vanzelfsprekendheid van de Klassieke Talen binnen de gymnasiumopleiding door te voldoen aan de ‘gouden standaard’.
3. Docenten: Een coherente visie op de gymnasiumopleiding en de positie van de Klassieke Talen daarbinnen zal de aantrekkelijkheid van het leraarschap vergroten. ‘Gouden standaard’ en de eisen die de vakinrichting en het gewenste nieuwe examenprogramma stellen maken het noodzakelijk dat er veel aandacht komt voor ondersteuning, kwalificatie en nascholing van docenten. Meer algemene factoren die bijdragen tot het lerarentekort onttrekken zich vanzelfsprekend aan de invloed van een Verkenningscommissie.
4. Leerlingen: Leerlingen verdienen een goed en uitdagend lesprogramma in een goede en uitdagende leeromgeving. Tegelijk dienen scholen en docenten duidelijk te zijn over wat er van de leerlingen verwacht wordt en eisen te stellen. Wie een gymnasiumopleiding wil, kiest klassiek.
5. Curriculum: Gezien de doelstellingen adviseert de Verkenningscommissie om het curriculum van de Klassieke Talen in te richten volgens de principes van de ‘Onderdompeling in Taal en Cultuur’; dat houdt een kwantitatieve en kwalitatieve versterking in. De vakken Griekse Taal en Cultuur en Latijnse Taal en Cultuur vormen het kader voor een modernisering van het examenprogramma.
6. Examens: Om examens te garanderen van hoog niveau die recht doen aan de doelstellingen van het vak adviseert de Verkenningscommissie het examenprogramma aan te passen; gezien de reacties van het veld kan de gewaardeerde opzet van het CE-programma (in examenauteur en genre) daarbij overeind blijven; op basis van de analyses in dit rapport en de reacties uit het veld adviseert de Verkenningscommissie om in het CE toetsing van een niet van tevoren klassikaal bestudeerde originele tekstpassage te continueren, maar de huidige toetsvorm te vervangen door een adequatere manier om taalbeheersing en tekstbegrip vast te stellen. Voorts adviseert de Verkenningscommissie opname van actualisatie en receptie in het CE. In het SE dienen alle doelstellingen te worden getoetst.
Het vervolg
De commissie adviseert de Staatssecretaris om in plaats van de vakken Grieks, Latijn en KCV twee nieuwe vakken in te richten: Griekse Taal en Cultuur en Latijnse Taal en Cultuur, met in de bovenbouw voor elk van beide een studielast van 760 uur. De omvang van de studielast valt te rechtvaardigen op grond van het profilerende karakter van deze vakken voor de gymnasiumopleiding, en van de integratie in deze vakken van KCV, dat als apart verplicht vak komt te vervallen.
Tevens adviseert zij de Staatssecretaris om een Vernieuwingscommissie in te stellen om voor deze vakken een nieuw examenprogramma te ontwikkelen op basis van de adviezen van de Verkenningscommissie. In de afgelopen twintig jaar zijn geregeld vergelijkbare adviezen gegeven die in theorie aansloten bij breed gedragen ideeën in het veld, maar in de praktijk vaak gebrekkig geïmplementeerd werden. Ook die adviezen hadden betrekking op de noodzaak en wenselijkheid van bredere doelstellingen dan alleen vertalen. Ze wezen verder op het belang van receptie en actualisatie en op de problematiek van de ‘proefvertaling’. Hoewel het huidige examenprogramma bij de invoering ervan in 1991 een duidelijke verbetering was, is een deel van de daarbij doorgevoerde verandering stilzwijgend teruggedraaid (receptie en actualisatie). Voorgestelde veranderingen met betrekking tot de toetsing van ongelezen tekst zijn nooit geïmplementeerd. Met het oog op deze voorgeschiedenis adviseert de Verkenningscommissie om in het vervolgtraject ditmaal speciaal aandacht te besteden aan implementatie- en verandermanagement. In de Vernieuwingscommissie dient expertise op dit terrein aanwezig te zijn. Het opstellen en bij de Staatssecretaris indienen van een agenda voor implementatie maakt deel uit van de taakstelling van de Vernieuwingscommissie.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Leiden/Enschede |
Publisher | Stichting Leerplanontwikkeling |
Number of pages | 136 |
ISBN (Print) | 928-90-865-9489-4 |
Publication status | Published - 2010 |