Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaren: wat schiet de agent ermee op?

M. van der Steeg, J.S. Timmer, R. ter Haar

Research output: Contribution to JournalArticleProfessional

Abstract

Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaren behelst enkele voor de agent gunstige regelingen. Zo is de juridische positie tijdens het feitenonderzoek naar geweldgebruik duidelijk. Tevens is vastgelegd dat in het kader van een zogeheten feitenonderzoek naar het geweldgebruik strafvorderlijke bevoegdheden kunnen worden toegepast die het belang van de waarheidsvinding dienen. Maar er zijn ook kritische kanttekeningen te plaatsen bij het wetsvoorstel. Het feitenonderzoek betekent een systeembreuk met het strafvorderlijk stelsel zoals we dat nu kennen. Een ander kritiekpunt is dat het wetsvoorstel uitgaat van een uitsluitend strafrechtelijke beoordeling van politiegeweld. Er is geen oog voor andere, minder ingrijpende, meer op de politieprofessie gerichte beoordelingssystemen zoals het tuchtrecht. Er worden nieuwe elementen aan het strafrecht toegevoegd, om dit geschikt te maken om politiegeweld te onderzoeken en op rechtmatigheid te toetsen, waarbij de agent zo min mogelijk wordt gecriminaliseerd. De speciale positie voor de agent binnen het feitenonderzoek in combinatie met een specifiek politiedelict maken een strafrechtelijke procedure minder ingrijpend. Dit brengt het risico mee dat het Openbaar Ministerie minder terughoudend zal zijn om het optreden ter toetsing aan de strafrechter voor te leggen. Dit zou een ongewenst gevolg zijn. Als de nieuwe bepalingen tot gevolg hebben dat meer agenten strafrechtelijk worden vervolgd, schiet deze wet zijn doel voorbij.
Original languageDutch
Pages (from-to)18-23
Number of pages6
JournalTijdschrift voor de politie
Volume3
Issue number17
Publication statusPublished - 15 Jun 2017

Cite this