Intrekking nationaliteit na terrorismeveroordeling geen schending artikel 8 EVRM. Noot bij EHRM 25 juni 2020 (Ghoumid e.a./Frankrijk)

Karin de Vries, Kees Groenendijk

Research output: Case NoteCase noteAcademic

79 Downloads (Pure)

Abstract

Inleiding
1. In deze zaak toetst het EHRM een beslissing tot ontneming van de nationaliteit na een veroordeling wegens deelname aan de voorbereiding van terroristische activiteiten aan art. 8 EVRM en aan de ne bis in idem-regel in art. 4 van het Zevende Protocol. Het Hof oordeelt dat de ontneming geen onevenredige inbreuk op het privéleven van de veroordeelden vormde, gezien de ernst van de strafbare feiten, die gedurende vele jaren werden begaan, bovendien kort nadat de betrokkenen waren genaturaliseerd of terwijl hun naturalisatieprocedure nog liep. De intrekkingsprocedure was niet arbitrair. Verder oordeelt het Hof dat de ontneming van de nationaliteit geen strafrechtelijke sanctie als bedoeld in art. 4 Zevende Protocol is. De ne bis in idem-regel is daarom niet van toepassing.
Original languageDutch
Number of pages11
Project No.ECLI:CE:ECHR:2020:0625JUD005227316
Finished25/06/20
Publication statusPublished - 17 Sept 2020

Publication series

NameEHRC Updates
No.17
Volume2020

Cite this