Abstract
In deze bijdrage wordt naar aanleiding van het Besluit toepassing voorschriften internationaal belastingrecht in de winstsfeer (hierna: het ‘Besluit IBR’) nader ingegaan op het inwonerschap van vrijgestelde entiteiten onder belastingverdragen. Het Besluit IBR neemt het verdrag tussen Nederland en Zuid-Afrika (2005) als uitgangspunt. De specifieke vermelding van een vrijgesteld pensioenfonds als een verdragsinwoner doet de vraag rijzen welke impact zij heeft op het verdragsinwonerschap van andere vrijgestelde entiteiten die niet expliciet in het verdrag worden genoemd. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de visie die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie heeft ontvouwd over verdragsinwonerschap van entiteiten en meer in het bijzonder over de onderworpenheid die art. 4 lid 1 eerste volzin van het OESO-Modelverdrag ter zake vergt. Paragraaf 3 besteedt aandacht aan de benaderingswijzen die het OESO-Commentaar noemt met betrekking tot onderworpenheid in de zin van art. 4 lid 1 eerste volzin van het OESO-Modelverdrag en wat in dezen de te onderschrijven visie zou moeten zijn. Paragraaf 4 gaat in op de reactie van de Staatssecretaris van Financiën in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 en de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020. Paragraaf 5 gaat na of de oplossingen in deze notities ook in afdoende mate effectief zijn. Besloten wordt met een conclusie (paragraaf 6).
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 2024/6 |
Pages (from-to) | 45-51 |
Number of pages | 7 |
Journal | MBB. Belastingbeschouwingen |
Volume | 93 |
Issue number | 1 |
Early online date | 4 Jan 2024 |
Publication status | Published - 5 Jan 2024 |