Abstract
Tijdens de Duitse bezetting dienden veel beroepsgroepen zich in te schrijven bij een nationaalsocialistische beroepsorganisatie. Voor beeldend kunstenaars was dat de naar Goebbels’ Reichskulturkammer gemodelleerde ‘Nederlandse Kultuurkamer’. Weigeraars werden uitgesloten uit het openbare kunstleven en riskeerden een hoge boete bij het ontplooien van artistieke activiteiten. Kunstenaars die voldeden aan de Kultuurkamerplicht en daarbij actief deelnamen aan het kunstleven van de ‘nieuwe orde’, werden na de oorlog vaak als ‘fout’ aangeduid. Dit imago werd nog versterkt als zij NSB’er of fascist waren.
Deze ‘foute’ kunstenaars vormen het uitgangspunt van dit proefschrift. Na de bevrijding ging het met hun carrières bergafwaarts. Bovendien brak na 1945 de abstracte kunst door ten koste van de figuratieve richtingen. Ook dit kwam ‘foute’ kunstenaars, gezien hun voorkeur voor de figuratie, niet ten goede. De mate waarin iemand weer op kon klimmen hing af van zijn oorlogsverleden, maar ook van factoren als kunstenaarschap en netwerk.
In het proefschrift staan twee invalshoeken centraal. Ten eerste werpen de biografieën van ‘foute’ kunstenaars en hun werken nieuw licht op zeventig jaar denken over ‘goed’ en ‘fout’ in Nederland. Ze leggen de ongerijmdheden bloot tussen enerzijds geschiedenis en anderzijds collectieve herinnering en identiteit. Ten tweede zal worden onderzocht welke invloed de bezetting had op de omslag in esthetische opvattingen na 1945 – hoofdzakelijk ingezet door voormalige verzetskunstenaars. Welk verband is er tussen het kunsthistorische tijdperk ’40-’45 en het naoorlogse omarmen van moderne stromingen die tot die tijd nauwelijks voet aan de grond hadden gekregen in Nederland?
Deze ‘foute’ kunstenaars vormen het uitgangspunt van dit proefschrift. Na de bevrijding ging het met hun carrières bergafwaarts. Bovendien brak na 1945 de abstracte kunst door ten koste van de figuratieve richtingen. Ook dit kwam ‘foute’ kunstenaars, gezien hun voorkeur voor de figuratie, niet ten goede. De mate waarin iemand weer op kon klimmen hing af van zijn oorlogsverleden, maar ook van factoren als kunstenaarschap en netwerk.
In het proefschrift staan twee invalshoeken centraal. Ten eerste werpen de biografieën van ‘foute’ kunstenaars en hun werken nieuw licht op zeventig jaar denken over ‘goed’ en ‘fout’ in Nederland. Ze leggen de ongerijmdheden bloot tussen enerzijds geschiedenis en anderzijds collectieve herinnering en identiteit. Ten tweede zal worden onderzocht welke invloed de bezetting had op de omslag in esthetische opvattingen na 1945 – hoofdzakelijk ingezet door voormalige verzetskunstenaars. Welk verband is er tussen het kunsthistorische tijdperk ’40-’45 en het naoorlogse omarmen van moderne stromingen die tot die tijd nauwelijks voet aan de grond hadden gekregen in Nederland?
Original language | Undefined/Unknown |
---|---|
Qualification | PhD |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 28 Mar 2014 |
Publication status | Published - 2013 |
Bibliographical note
Van dit proefschrift is ook een handelseditie verschenen bij Uitgeverij Prometheus•Bert Bakker onder ISBN 978 90 351 4061 5.Naam instelling promotie: UvA
Naam instelling onderzoek: GW-UvA