Abstract
Met de aansprakelijkstelling door Milieudefensie van Shell, is in Nederland het denken over juridische verantwoordelijkheden van oliegiganten ten aanzien van klimaatschade niet langer een theoretische exercitie. In deze bijdrage worden drie onderwerpen besproken die, als het tot een inhoudelijke behandeling van de zaak zou komen, een centrale rol zullen spelen. Ten eerste is relevant of er nationaal of Europees overheidshandelen valt aan te wijzen dat voor Shell een soort ‘vrijwarende functie’ heeft. Ten tweede is er de vraag of de civiele rechter over kwesties als deze kan en moet oordelen. Het derde onderwerp is de inhoudelijke, aansprakelijkheidsrechtelijke kant van de zaak: welke punten zal de rechter in overweging nemen bij beantwoording van de vraag of Shell al dan niet handelt in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid van art. 6:162 lid 2 BW?
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 1580 |
Pages (from-to) | 2232-2238 |
Number of pages | 7 |
Journal | Nederlands Juristenblad |
Volume | 2018 |
Issue number | 30 |
Early online date | 11 Sept 2018 |
Publication status | Published - 14 Sept 2018 |