Abstract
De participanten die relatief stabiel bij het eigen netwerk verblijven tijdens de eerste meting, doen dit bij de tweede meting nog steeds, of hebben een eigen woonplek gevonden. Meer pilotgroep participanten verblijven de tweede meting nog stabiel bij het eigen netwerk dan controlegroep-participanten. Ervaren moeilijkheden met het verblijf bij een persoon uit het netwerk zijn o.a. het gebrek aan privacy, het gevoel tot last te zijn, en de kostendelersnorm. Deze groep kan baat hebben bij een onafhankelijk gemeentelijk adviesgesprek over mogelijkheden tot inschrijving. Pilotparticipanten vertellen hier niet over.Een ander deel verblijft op wisselende plekken in het netwerk, maar ook in de auto of de MO. Deze groep is de tweede meting deels gehuisvest, deels in de MO en een deel verblijft nog wisselend in het netwerk. Er is geen verschil tussen pilot- en controlegroep. In de tweede meting is een afname te zien van het aantal participanten dat bij familie of vrienden verbleef en een stijging in het aantal participanten dat over een eigen woonruimte beschikt. Meer participanten uit de controlegroep vonden een zelfstandige woning. Een van de doelen van de pilot is realisatie van passende huisvesting. Hiermee kan een zelfstandige woning worden bedoeld, wat vaker voorkomt in de controlegroep. Wanneer hier meer permanent verblijf in het netwerk mee beoogd wordt, verdient het adviesgesprek de aanbeveling. Zes participanten (28%) vonden via het netwerk een woning (met of zonder inschrijving). Hierin was geen verschil tussen de pilot- en de controlegroep. Het netwerk blijkt hiermee een belangrijke mogelijke route naar een beter passende woonplek. De tijdelijkheid van het briefadres bemoeilijkte verblijf bij het netwerk en vraagt om formalisering. De kostendelersnorm vormt een groot obstakel voor het legaal verblijf binnen het informele netwerk van participanten, destabiliseert relatief stabiele verblijfsituaties en veroorzaakt onrust en spanning in relaties. Ondanks dat de pilot zich kan richten op deze elementen, vernemen wij hier vanuit pilot-participanten geen informatie over. Urgentie wordt door veel participanten als de enige mogelijke weg naar een zelfstandige woning gezien. Een vijfde van de participanten heeft tijdens de looptijd van het onderzoek een urgentieverklaring gekregen. Een ander deel zou in aanmerking kunnen komen, maar acht zichzelf te zelfredzaam. Er was geen verschil tussen de pilot- en de controlegroep in het aantal verkregen urgentieverklaringen.Bijna alle participanten hebben minimaal één of twee personen die belangrijk voor hen zijn en waar zij steun bij ervaren. Desondanks is het netwerk soms precair en ervaart een aantal participanten soms nog eenzaamheid en het gevoel er alleen voor te staan. Er zijn meer participanten uit de pilotgroep die zich (soms) eenzaam voelen dan in de controlegroep. Participanten hebben een beschermende houding tegenover personen uit hun netwerk. Dit komt door het zo min mogelijk willen belasten van het netwerk, beperkte draagkracht van het netwerk en schaamte. Ook afhankelijkheid en de gemeentelijke regels die verblijf bij personen uit het netwerk illegaal maken, spelen een rol. Om het netwerk zo min mogelijk te belasten, gebruiken participanten allerlei strategieën zoals het wisselen van verblijfplaats, het vroeg verlaten van de woning en iets terugdoen voor degene waarbij zij verblijven. Hoewel het verblijven bij personen uit het netwerk soms voor spanningen en conflict kan zorgen, lijkt bij geen van de participanten sprake te zijn van daadwerkelijke uitputting van het netwerk. Participanten verbleven in de tweede meting nog bij dezelfde persoon of personen uit het netwerk, of hadden een eigen woning gevonden. Het betrekken van het netwerk bij ondersteuning vanuit het wijkteam blijkt lastig door enerzijds het minimale contact met het wijkteam (wisselingen in begeleiding, doorverwijzing of vroegtijdige beëindiging van begeleiding) en anderzijds de hierboven beschreven factoren die leiden tot de wens van participanten om het netwerk te beschermen en niet verder te belasten. Uit een van de casussen blijkt hoe een goede, langdurige band met een wijkteambegeleider en reeds bestaande openheid tussen participanten en hun netwerk mogelijk factoren zijn die het betrekken van het netwerk gemakkelijker maken. Aanbevelingen: Gezien de soms precaire aard van het netwerk van participanten, vraagt het expertise en gevoeligheid om correct met het netwerk van bankslapers om te gaan. In het licht van de pilot is het belangrijk zijn om specifiek aandacht te besteden aan hoe participanten met een netwerk op afstand nog baat kunnen hebben bij de methodiek. De voornaamste en soms enige hulpvraag van participanten uit beide onderzoeksgroepen is het vinden van een woning. Een derde heeft een ondersteuningsbehoefte op het gebied van psychische problematiek of verslaving. Er is geen verschil in deze tussen de twee groepen, of de rol die het wijkteam hierin volgens de participanten speelt. Slechts een klein deel van de participanten zegt een verslaving te hebben, en de participanten met een ondersteuningsbehoefte hierin, ontvangen deze of zijn niet open over de verslaving naar het wijkteam. Het merendeel van de participanten acht zichzelf – naast hun hulpvraag op het gebied van wonen – zelfredzaam, en denkt verder geen ondersteuning nodig te hebben. Het wijkteam heeft beperkte mogelijkheden tot het ondersteunen van participanten op het gebied van hun woonvraag. Dit veroorzaakt soms frustratie (bij beide partijen). Het vinden en behouden van passende ondersteuning is voor veel participanten lastig geweest; er heerst het gevoel dat men constant ‘van het kastje naar de muur’ wordt gestuurd.Door sommige groepen participanten, in het specifiek participanten van niet-Nederlandse afkomst, wordt dit nog sterker ervaren. De meeste participanten hebben in de tweede meting minder contact met een begeleider; soms is dit voor participanten passend en wenselijk, maar soms ook niet. De mate van tevredenheid over de geboden ondersteuning van het wijkteam loopt sterk uiteen. In de pilotgroep zijn participanten vaker tevreden over de geboden ondersteuning door het wijkteam. Over het algemeen zijn participanten (uit beide groepen) positiever over ondersteuning van andere partijen dan het wijkteam. Aanbeveling: Met het oog op een van de doelen van de pilot om tijdig passende ondersteuning voor cliënten te realiseren, is het van groot belang dat ondersteunend aanbod (voor iedereen) makkelijk toegankelijk is. Er is een relatieve stijging in daginvulling te zien in de pilotgroep ten opzichte van de controlegroep. Dit lijkt echter niet op te kunnen worden verklaard door inzet vanuit de pilot. Participanten missen soms zinvolle daginvulling en hiermee afleiding, wat kan leiden tot frustraties. Belemmeringen voor daginvulling worden gevormd door de instabiele huisvestingssituatie, lichamelijke en psychische Gezondheid. Ook noemen participanten zwangerschap en niet willen werken in het kader van een schuldsaneringstraject als reden. Professionele begeleiding op het gebied van toeleiding naar passend (betaald) werk is wenselijk, maar gebeurt vaker niet dan wel onder de door ons gesproken participanten.Ruim een derde van de participanten ontving loon van een werkgever; meer dan de helft van de participanten ontving een vorm van een uitkering. In de pilotgroep steeg het aantal mensen dat loon van een werkgever ontving. Dit is in lijn met de eerdere bevindingen uit hoofdstuk 4 over de stijging in het aantal pilotparticipanten met betaald werk. Het overgrote deel van de participanten heeft schulden. Het aantal participanten dat hier ondersteuning bij ontvangt is echter vrij laag. Dit geldt voor beide onderzoeksgroepen. Een groot deel van de participanten heeft moeite met rondkomen. Sommige participanten ontvangen daarom (financiële) hulp vanuit het netwerk, of werken (gedeeltelijk) zwart. Voor sommige participanten is hun financiële situatie (in combinatie met hun woonsituatie) dermate nijpend, dat zij kunnen overwegen om illegale handelingen te verrichten, om zichzelf op deze manier te onderhouden.
Original language | Undefined/Unknown |
---|---|
Publication status | Published - 2022 |
Externally published | Yes |