Abstract
Een significant deel van rechtsprekend Europa meent dat
een merk pas als beschrijvend kan worden gekwalificeerd
wanneer het in aanmerking komend publiek ‘onmiddellijk
en zonder verder nadenken een directe en concrete link’
legt tussen het teken en de waren en/of diensten waarvoor
het wordt gedeponeerd. Dit criterium lijkt volledig in tegenspraak
met de door het Hof van Justitie van de Europese
Unie (hierna: HvJ EU of Hof) ontwikkelde jurisprudentie
voor de beoordeling van beschrijvende merken door de
toetsende instanties in de EU.
Het vereiste van de directe en concrete link die onmiddellijk
en zonder verder nadenken gelegd zou moeten worden
tussen teken en waren en diensten, maakt het de toetsende
autoriteit vrijwel onmogelijk om zijn wettelijke taak naar
behoren te vervullen. Het is een criterium dat niet te verenigen
is met de toetsingsopdracht zoals geformuleerd in
Chiemsee, Postkantoor/Biomild en Doublemint. Het dateert
dan ook van vóór Postkantoor en is ontwikkeld in een volslagen
andere juridische context. Het criterium is nooit bedoeld
als zelfstandig toetsingscriterium, daarvoor bestaat
geen rechtsgrond, maar werd opgevoerd als een versterkte
motivering van het BHIM bij een gedeeltelijke weigeringsbeslissing.
Toch bepaalt het inmiddels de dagelijkse praktijk
van de toetsing op absolute weigeringsgronden in Europa.
een merk pas als beschrijvend kan worden gekwalificeerd
wanneer het in aanmerking komend publiek ‘onmiddellijk
en zonder verder nadenken een directe en concrete link’
legt tussen het teken en de waren en/of diensten waarvoor
het wordt gedeponeerd. Dit criterium lijkt volledig in tegenspraak
met de door het Hof van Justitie van de Europese
Unie (hierna: HvJ EU of Hof) ontwikkelde jurisprudentie
voor de beoordeling van beschrijvende merken door de
toetsende instanties in de EU.
Het vereiste van de directe en concrete link die onmiddellijk
en zonder verder nadenken gelegd zou moeten worden
tussen teken en waren en diensten, maakt het de toetsende
autoriteit vrijwel onmogelijk om zijn wettelijke taak naar
behoren te vervullen. Het is een criterium dat niet te verenigen
is met de toetsingsopdracht zoals geformuleerd in
Chiemsee, Postkantoor/Biomild en Doublemint. Het dateert
dan ook van vóór Postkantoor en is ontwikkeld in een volslagen
andere juridische context. Het criterium is nooit bedoeld
als zelfstandig toetsingscriterium, daarvoor bestaat
geen rechtsgrond, maar werd opgevoerd als een versterkte
motivering van het BHIM bij een gedeeltelijke weigeringsbeslissing.
Toch bepaalt het inmiddels de dagelijkse praktijk
van de toetsing op absolute weigeringsgronden in Europa.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 193-202 |
Journal | Intellectuele eigendom & reclamerecht |
Volume | 2014/29 |
Issue number | 3 |
Early online date | 26 May 2014 |
Publication status | Published - 2014 |