Abstract
Het Nederlandse jeugdstrafrecht is volop in beweging. Enerzijds zijn er ontwikkelingen die duiden op een verschuiving in de richting van een meer hulpverleningsgericht jeugdstrafrecht. Anderzijds worden voorstellen gedaan tot verdere versterking van de procedurele waarborgen voor jeugdige verdachten in het strafproces. Dat deze benaderingen – traditioneel aangeduid als ‘welfare’ en ‘justice’ – kunnen schuren, komt duidelijk tot uitdrukking in de Nederlandse jeugdstrafrechtspraktijk. Deze bijdrage beoogt dit te illustreren door in te zoomen op de toepassingspraktijk van voorlopige hechtenis van jeugdige verdachten. De bevindingen van twee recente empirische onderzoeken laten zien hoe besluitvormers omgaan met de voorlopige hechtenis en hoe cruciaal deze beslissing is voor het verdere verloop van het jeugdstrafproces. Daarmee wordt blootgelegd dat de hulpverleningsbenadering een dominante rol speelt in de praktijk en dat hierdoor fundamentele strafrechtelijke waarborgen onder druk komen te staan. Deze bijdrage tracht in het internationale kader van kinderrechten een oplossingsrichting te vinden voor dit spanningsveld. Dit leidt tot de conclusie dat ‘welfare’ en ‘justice’ benaderingen weliswaar kunnen schuren, maar elkaar ook nodig hebben om een kinderrechtenconform jeugdstrafrecht te realiseren. Hiermee beoogt deze bijdrage te voorzien in inzichten die van waarde kunnen zijn voor de ontwikkeling van een toekomstbestendig jeugdstrafrecht in Nederland en daarbuiten.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 144-162 |
Journal | Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten |
Issue number | 2 |
Publication status | Published - 2019 |
Externally published | Yes |