TY - JOUR
T1 - Uitleg van overeenkomsten die na een aanbestedingsprocedure tot stand zijn gekomen
AU - Jansen, C.E.C.
PY - 2011
Y1 - 2011
N2 - Vragen met betrekking tot de verhouding tussen het verbintenissenrecht en het gereguleerde aanbestedingsrecht beperken zich niet tot de pre-contractuele fase. Die vragen kunnen ook rijzen in de context van geschillen die betrekking hebben op de overeenkomst die als uitvloeisel van de aanbestedingprocedure tot stand komt. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan geschillen die betrekking hebben op de vraag wat de inhoud is van hetgeen partijen met elkaar zijn overeengekomen. Bij het beslechten van geschillen als deze moet men primair te rade gaan bij het verbintenissenrecht. Maar bij de toepassing daarvan loopt men vervolgens aan tegen de vraag hoe de bijzondere wijze van totstandkoming van de overeenkomst – namelijk: door middel van een aanbestedingsprocedure – kleur geeft aan die toepassing en of en hoe het gereguleerde aanbestedingsrecht in die toepassing doorwerkt. De rechtspraak zal duidelijkheid moeten verschaffen over hoe die vraag moet worden beantwoord. Het Hof Leeuwarden heeft daar op 15 juni 2010 in het arrest Novio Express/Gemeente Wijhe Olst (LJN: BM8441) onlangs een begin mee gemaakt. Een aanbestede overeenkomst dient volgens het hof te worden uitlegd door de Haviltex-norm toe te passen en daarbij te kiezen voor de meest vergaande vorm van objectieve uitleg die kan worden onderscheiden: een taalkundige uitleg, waarbij het aankomt op de betekenis die in het normale spraakgebruik aan de bewoordingen worden gegeven. Het is de vraag of deze benadering juist is. Niet valt in te zien waarom bij de uitleg van een aanbestede overeenkomst geen betekenis zou kunnen toekomen aan met name het gezichtspunt van de hoedanigheid van contractpartijen en de daarmee verband houdende pre-contractuele onderzoek- en mededelingsplichten van aanbesteder en aannemer over en weer. Het naleven van dergelijke onderzoek- en mededelingsplichten behoeft in de context van de afwikkeling van een aanbestedingsprocedure in beginsel immers niet op principiële feitelijke of juridische bezwaren te stuiten. Waar men echter wel op bedacht moet zijn, is dat de beantwoording van de uitlegvraag niet tot een resultaat mag leiden dat, gelet op de belangen van derden, aanbestedingsrechtelijk niet door de beugel kan. Dat probleem voorkomt men door – in plaats van te kiezen voor een subjectieve objectieve uitleg – te kiezen voor die vorm van objectieve uitleg waarbij het aankomt op de vraag hoe een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid als contractspartijen, die in dezelfde omstandigheden zou hebben verkeerd als die partijen, de overeenkomst zou hebben moeten begrijpen. In deze benadering kunnen de contractenrechtelijke Haviltex-norm en de aanbestedingsrechtelijke uitlegnorm, zoals die is ontwikkeld door het Hof van Justitie EU, met elkaar worden verenigd.
AB - Vragen met betrekking tot de verhouding tussen het verbintenissenrecht en het gereguleerde aanbestedingsrecht beperken zich niet tot de pre-contractuele fase. Die vragen kunnen ook rijzen in de context van geschillen die betrekking hebben op de overeenkomst die als uitvloeisel van de aanbestedingprocedure tot stand komt. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan geschillen die betrekking hebben op de vraag wat de inhoud is van hetgeen partijen met elkaar zijn overeengekomen. Bij het beslechten van geschillen als deze moet men primair te rade gaan bij het verbintenissenrecht. Maar bij de toepassing daarvan loopt men vervolgens aan tegen de vraag hoe de bijzondere wijze van totstandkoming van de overeenkomst – namelijk: door middel van een aanbestedingsprocedure – kleur geeft aan die toepassing en of en hoe het gereguleerde aanbestedingsrecht in die toepassing doorwerkt. De rechtspraak zal duidelijkheid moeten verschaffen over hoe die vraag moet worden beantwoord. Het Hof Leeuwarden heeft daar op 15 juni 2010 in het arrest Novio Express/Gemeente Wijhe Olst (LJN: BM8441) onlangs een begin mee gemaakt. Een aanbestede overeenkomst dient volgens het hof te worden uitlegd door de Haviltex-norm toe te passen en daarbij te kiezen voor de meest vergaande vorm van objectieve uitleg die kan worden onderscheiden: een taalkundige uitleg, waarbij het aankomt op de betekenis die in het normale spraakgebruik aan de bewoordingen worden gegeven. Het is de vraag of deze benadering juist is. Niet valt in te zien waarom bij de uitleg van een aanbestede overeenkomst geen betekenis zou kunnen toekomen aan met name het gezichtspunt van de hoedanigheid van contractpartijen en de daarmee verband houdende pre-contractuele onderzoek- en mededelingsplichten van aanbesteder en aannemer over en weer. Het naleven van dergelijke onderzoek- en mededelingsplichten behoeft in de context van de afwikkeling van een aanbestedingsprocedure in beginsel immers niet op principiële feitelijke of juridische bezwaren te stuiten. Waar men echter wel op bedacht moet zijn, is dat de beantwoording van de uitlegvraag niet tot een resultaat mag leiden dat, gelet op de belangen van derden, aanbestedingsrechtelijk niet door de beugel kan. Dat probleem voorkomt men door – in plaats van te kiezen voor een subjectieve objectieve uitleg – te kiezen voor die vorm van objectieve uitleg waarbij het aankomt op de vraag hoe een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid als contractspartijen, die in dezelfde omstandigheden zou hebben verkeerd als die partijen, de overeenkomst zou hebben moeten begrijpen. In deze benadering kunnen de contractenrechtelijke Haviltex-norm en de aanbestedingsrechtelijke uitlegnorm, zoals die is ontwikkeld door het Hof van Justitie EU, met elkaar worden verenigd.
M3 - Article
SN - 1874-8724
VL - 4
SP - 200
EP - 211
JO - Tijdschrift voor Bouwrecht
JF - Tijdschrift voor Bouwrecht
IS - 3
ER -