Abstract
In deze bijdrage wordt ingegaan op het fenomeen dat bij het voorbereiden van de (familierechtelijke) wettelijke maatregelen waarmee men bepaalde maatschappelijke resultaten tracht te bereiken, vaak te weinig wordt stilgestaan bij de resultaten van wetenschappelijk onderzoek die licht kunnen laten schijnen op de vraag of deze maatregelen ‘werken’, in de zin dat zij positieve resultaten opleveren. Daarbij wordt de invoering van het co-ouderschap als wettelijk prioriteitsmodel in vier landen (Zweden, België, Australië en Nederland) als illustratie gebruikt.Het onderwerp evidence-based wetgeving wordt besproken in het kader van de bredere beweging van de vidence-based society. Problemen en valkuilen bij het maken van evidence-based wetgeving worden geïllustreerd aan de hand van ervaringen met betrekking tot het vinden en beoordelen van betrouwbaar bewijs op andere gebieden van het publieke domein. Ingegaan wordt op de vraag welke plaats aan een ‘evidence base’ toekomt
in het wetgevende proces, naast andere beleidsbepalende factoren zoals ideologie en pragmatisch-politieke doeleinden. Tot slot worden suggesties gedaan over mogelijkheden om evidencebased wetgeving te faciliteren.
in het wetgevende proces, naast andere beleidsbepalende factoren zoals ideologie en pragmatisch-politieke doeleinden. Tot slot worden suggesties gedaan over mogelijkheden om evidencebased wetgeving te faciliteren.
Original language | Dutch |
---|---|
Title of host publication | Capita Civilologie. Handboek empirie en privaatrecht |
Editors | W. van Boom, I. Giesen, A. Verheij |
Place of Publication | Den Haag |
Publisher | Boom Juridische uitgevers |
Pages | 173-207 |
ISBN (Print) | 9789089748126 |
Publication status | Published - 2013 |