Abstract
Dit proefschrift gaat over de levensloop van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Nederland. Door biografische interviews met negentien mensen die tussen 1995 en 2005 naar Nederland kwamen, geef ik inzicht in wat deze jongeren op langere termijn helpt en belemmert om hun leven hier vorm te geven. De hoofdvraag luidt: Hoe beïnvloedt het samenspel van individuele en structurele factoren de levensloop van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Nederland? Hierbij richt ik mij op aspecten van het ‘gewone leven’, namelijk de schoolloopbaan, het opbouwen van een sociaal netwerk en de emotionele verbondenheid met Nederland.
Ik maak gebruik van de structuratietheorie van Giddens om inzicht te geven in hoe het samenspel van individu en structuur verloopt. Volgens Giddens zijn individuen onderdeel van maatschappelijke structuren en hebben zij kennis over die structuren. Maar in de eerste periode in Nederland leven jonge asielzoekers tussen maatschappelijke structuren, zij staan op de grenslijn tussen het land van herkomst en het gastland én op de grenslijn tussen de kindertijd en volwassenheid. Het concept ‘liminaliteit’ van Turner (1994) belicht dit leven op de grenslijn tussen maatschappelijke structuren (hoofdstuk 2). Deze periode kan zowel bevrijdend als ontwrichtend zijn. Om volledige ontwrichting te voorkomen, is het belangrijk dat jonge asielzoekers een stabiel zelfbeeld creëren, waarin zij continuïteit tussen hun verleden, heden en toekomst ervaren.
De geïnterviewden waren ten tijde van het interview 27 tot 35 jaar oud en hadden toen een verblijfsvergunning of de Nederlandse nationaliteit. In hun verhalen kwamen twee centrale bronnen van continuïteit naar voren: de ene groep ervaarde continuïteit door (dromen over) een succesvolle schoolloopbaan en een goede positie op de arbeidsmarkt en de andere groep door (het opbouwen van) een hecht sociaal netwerk (inclusief het eigen gezin). Voor beide groepen was de eerste periode in Nederland zowel ontwrichtend als bevrijdend. Gevoelens van machteloosheid, vervreemding en instabiliteit gingen gepaard met een gevoel van vrijheid en/of het zien van een goede toekomst.
Rond het 18e jaar ontstonden er tegenstrijdigheden tussen individuele wensen en verwachtingen en de mogelijkheden binnen maatschappelijke structuren. Dit geldt vooral voor mensen die na hun 18e een periode geen verblijfsvergunning hadden (in asielprocedure of onrechtmatig verblijf) en daardoor niet langer naar school konden. Deze periode heeft ook op langere termijn, als zij eenmaal een verblijfsvergunning hebben, invloed op hun participatie in en emotionele verbondenheid met Nederland.
Dit proefschrift laat vijf structurele factoren zien die – in samenspel met individuele wensen en verwachtingen van het leven - van invloed zijn op de levensloop van alleenstaande minderjarige asielzoekers, namelijk het opvangsysteem, het onderwijs, het ontbreken van een verblijfsvergunning na het 18e jaar, het negatieve discours rondom migranten en vluchtelingen en sociale contacten.
Al met al bevestigt dit proefschrift de conclusie uit onderzoeken in andere Europese landen dat voor (jonge) migranten structurele factoren worden gekenmerkt door tegenstrijdige tempo’s, waarbij deze tempo’s vaak niet aansluiten op de individuele beleving van tijd en van volwassenheid.
Enerzijds wordt de transitie naar volwassenheid versneld (zij moeten vanaf 18 jaar abrupt en op alle gebieden zelfstandig zijn), terwijl het anderzijds wordt vertraagd (er zijn obstakels in de schoolloopbaan en velen kunnen de schoolloopbaan niet vervolgen, kunnen geen goede ouder en partner zijn en zijn sterk afhankelijk van anderen). Ook komen de eisen vanuit politieke en publieke discoursen aan burgerschap niet overeen met de structurele mogelijkheden. Het vinden van werk, het spreken van de Nederlandse taal en gevoelens van verbondenheid worden belemmerd door obstakels in de schoolloopbaan en door juridische en discursieve uitsluiting. Bovendien komen de voorwaarden om als een ‘echte’ Nederlandse burger beschouwd te worden, niet overeen met de eigen beleving van emotionele verbondenheid. Zo voelen velen zich verbonden met Nederland én het land van herkomst. Ook voelen mensen in een economisch marginale positie zich thuis in Nederland, terwijl anderen met een goede economische positie zich juist niet thuis voelen. Daarnaast voelen velen zonder verblijfsvergunning of de Nederlandse nationaliteit zich hier ook thuis. Ook voelen sommigen zich gaandeweg meer of minder verbonden en voelen sommigen zich gelijktijdig wel en niet verbonden.
Deze tegenstrijdigheden laten zien dat er te weinig ruimte is voor de diversiteit, gelaagdheid en dynamiek die het samenspel van individuele en structurele factoren voortbrengt. In beleid en ondersteuning moet er ruimte komen voor de diverse persoonlijke verwachtingen van jongeren en het creëren van mogelijkheden om die te verwezenlijken.
Ik maak gebruik van de structuratietheorie van Giddens om inzicht te geven in hoe het samenspel van individu en structuur verloopt. Volgens Giddens zijn individuen onderdeel van maatschappelijke structuren en hebben zij kennis over die structuren. Maar in de eerste periode in Nederland leven jonge asielzoekers tussen maatschappelijke structuren, zij staan op de grenslijn tussen het land van herkomst en het gastland én op de grenslijn tussen de kindertijd en volwassenheid. Het concept ‘liminaliteit’ van Turner (1994) belicht dit leven op de grenslijn tussen maatschappelijke structuren (hoofdstuk 2). Deze periode kan zowel bevrijdend als ontwrichtend zijn. Om volledige ontwrichting te voorkomen, is het belangrijk dat jonge asielzoekers een stabiel zelfbeeld creëren, waarin zij continuïteit tussen hun verleden, heden en toekomst ervaren.
De geïnterviewden waren ten tijde van het interview 27 tot 35 jaar oud en hadden toen een verblijfsvergunning of de Nederlandse nationaliteit. In hun verhalen kwamen twee centrale bronnen van continuïteit naar voren: de ene groep ervaarde continuïteit door (dromen over) een succesvolle schoolloopbaan en een goede positie op de arbeidsmarkt en de andere groep door (het opbouwen van) een hecht sociaal netwerk (inclusief het eigen gezin). Voor beide groepen was de eerste periode in Nederland zowel ontwrichtend als bevrijdend. Gevoelens van machteloosheid, vervreemding en instabiliteit gingen gepaard met een gevoel van vrijheid en/of het zien van een goede toekomst.
Rond het 18e jaar ontstonden er tegenstrijdigheden tussen individuele wensen en verwachtingen en de mogelijkheden binnen maatschappelijke structuren. Dit geldt vooral voor mensen die na hun 18e een periode geen verblijfsvergunning hadden (in asielprocedure of onrechtmatig verblijf) en daardoor niet langer naar school konden. Deze periode heeft ook op langere termijn, als zij eenmaal een verblijfsvergunning hebben, invloed op hun participatie in en emotionele verbondenheid met Nederland.
Dit proefschrift laat vijf structurele factoren zien die – in samenspel met individuele wensen en verwachtingen van het leven - van invloed zijn op de levensloop van alleenstaande minderjarige asielzoekers, namelijk het opvangsysteem, het onderwijs, het ontbreken van een verblijfsvergunning na het 18e jaar, het negatieve discours rondom migranten en vluchtelingen en sociale contacten.
Al met al bevestigt dit proefschrift de conclusie uit onderzoeken in andere Europese landen dat voor (jonge) migranten structurele factoren worden gekenmerkt door tegenstrijdige tempo’s, waarbij deze tempo’s vaak niet aansluiten op de individuele beleving van tijd en van volwassenheid.
Enerzijds wordt de transitie naar volwassenheid versneld (zij moeten vanaf 18 jaar abrupt en op alle gebieden zelfstandig zijn), terwijl het anderzijds wordt vertraagd (er zijn obstakels in de schoolloopbaan en velen kunnen de schoolloopbaan niet vervolgen, kunnen geen goede ouder en partner zijn en zijn sterk afhankelijk van anderen). Ook komen de eisen vanuit politieke en publieke discoursen aan burgerschap niet overeen met de structurele mogelijkheden. Het vinden van werk, het spreken van de Nederlandse taal en gevoelens van verbondenheid worden belemmerd door obstakels in de schoolloopbaan en door juridische en discursieve uitsluiting. Bovendien komen de voorwaarden om als een ‘echte’ Nederlandse burger beschouwd te worden, niet overeen met de eigen beleving van emotionele verbondenheid. Zo voelen velen zich verbonden met Nederland én het land van herkomst. Ook voelen mensen in een economisch marginale positie zich thuis in Nederland, terwijl anderen met een goede economische positie zich juist niet thuis voelen. Daarnaast voelen velen zonder verblijfsvergunning of de Nederlandse nationaliteit zich hier ook thuis. Ook voelen sommigen zich gaandeweg meer of minder verbonden en voelen sommigen zich gelijktijdig wel en niet verbonden.
Deze tegenstrijdigheden laten zien dat er te weinig ruimte is voor de diversiteit, gelaagdheid en dynamiek die het samenspel van individuele en structurele factoren voortbrengt. In beleid en ondersteuning moet er ruimte komen voor de diverse persoonlijke verwachtingen van jongeren en het creëren van mogelijkheden om die te verwezenlijken.
Translated title of the contribution | Becoming adult in-between contradictory borderlines: Opportunities and obstacles in the life course of separated children |
---|---|
Original language | Dutch |
Qualification | PhD |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 3 Jun 2022 |
Place of Publication | s.l. |
Publisher | |
Publication status | Published - 3 Jun 2022 |
Keywords
- Refugees
- unaccompanied minors
- life course
- integration
- liminality
- home
- agency
- education
- youth transitions
- social contacts